De Amerikaanse krant The Oregonian bracht deze week het verhaal naar buiten dat Iraakse agenten direct na de machtsoverdracht van de Amerikanen aan de Irakezen gevangenen gemarteld zouden hebben. De foto’s lijken niet mis te verstaan. De gouverneur van Oregon, Ted Kulongoski, prees de Amerikaanse eenheid die ingreep bij het zien van de verschrikkingen. Terecht, zo op het eerste gezicht. Maar in tweede instantie zijn er toch wel wat kanttekeningen te plaatsen bij het nobele optreden van de Amerikaanse soldaten. Ze grepen weliswaar in en verzorgden de Irakezen zo goed als ze konden, maar toen ‘van hogerhand’ het bevel werd gegeven om zich terug te trekken en de Irakezen daarmee in feite weer vrij spel werd geven, werd dat bevel rücksichtlos opgevolgd. Bevel is bevel, nietwaar? Het kan aan mij liggen, maar het woord ‘moedig’ licht dan niet langer in fluoriserend geel op in mijn voorhoofd. Moedig, dat was het geweest wanneer ze tegen het bevel in toch de mensenrechten van de Irakese gevangenen hadden beschermd.
Overigens verbaast het mij in het geheel niet dat de Irakese agenten zich schuldig hebben gemaakt aan het martelen van gevangenen. Ze doen het nu waarschijnlijk nog en ze zullen het lange tijd blijven doen. Irak kent geen recente geschiedenis van mensenrechten en het eerbiedigen daarvan. Irak is gewend aan jarenlange systematische martelingen, verdwijningen, invallen, psychologische terreur en wat al niet meer. Dat gaat in het systeem zitten en het systeem kun je wel omver werpen door een poppetje weg te halen, maar dat betekent nog niet dat het uit de samenleving verdwenen is. In dat opzicht zou het oppakken van Osama Bin Laden, dat als hij nog leeft ergens tussen nu en de Amerikaanse presidentsverkiezingen zal moeten gebeuren (…) ook geen einde betekenen van het wereldwijde terrorisme. Het maakt helemaal niet uit of hij nog leeft of niet. De legende Osama Bin Laden leeft. Een legende doodt je niet met kogels of clusterbommen.
En van de ene terreur naar de andere is een kleine stap. In het Hongaarse Terror Haz, een indrukwekkend museum in Boedapest over de Tweede Wereldoorlog en het communistische regime, staan op een draaischijf twee paspoppen. De ene met een SS-uniform, de ander met een communistisch uniform. Het verhaal dat daarbij hoort is dat Hongaarse SS-ers zich na de overgave van de Duitsers letterlijk en figuurlijk bekeerden tot het communisme. Alleen het uniform was anders. Zolang een systeem ruimte laat voor onmenswaardig gedrag, zal dit gedrag bestaan.
Het doet mij denken aan een dagboek fragment van een Joodse vrouw dat ik vorig jaar in de Volkskrant las. Zij werd door de Duitsers opgepakt en in een kleine kamer tezamen met een aantal andere Joodse mensen uitgescholden en bedreigd. Ze kon er alleen maar om lachen, zo sneu vond ze het voor de jonge Duitser die zich hier schuldig aan maakte. In een normale situatie zouden de jongeman en veel van zijn mede-soldaten waarschijnlijk gewoon ergens in een fabriek of op een kantoor werkzaam zijn, maar in een systeem dat dit soort wreedheden mogelijk maakt, komt het beest in hen los. De Joodse vrouw gaf de schuld aan de terreur van het totalitaire systeem, niet aan de man zelf. Ze vond het zielig voor hem. Ik vraag mij af of zij er later ook nog zo over dacht, toen ze in een vernietigingskamp om het leven kwam. Als dat zo is, dan is dat pas echte moed.