Onze laatste volledige dag in Sierra Leone. Denken we. We gaan vandaag eerst naar het grote stadion in Freetown, waar we even wat foto’s willen maken. Bij het hek worden we tegengehouden door een zeer boze jongen. ‘You can’t take photos. I couldn’t take photos in your country, so you can’t take them here!’ Verbaasd reageren we: ‘What is our country?’, want we hadden helemaal nog niet gezegd waar we vandaan kwamen. ‘England’, reageert de jongen. Dat we zeggen dat we uit Nederland komen, biedt geen soelaas. We mogen er niet in. Dan moeten we maar toestemming gaan vragen bij de manager van het stadion, zegt de jongen. We laten ons niet afwimpelen en besluiten om dat te gaan doen. We begrijpen dat juist die manager degene is die bij een Engels voetbalstadion werd tegengehouden. Maar zodra we zijn kantoor binnenkomen en vragen of we foto’s mogen maken is zijn reactie: ‘But of course!’ Geen problemen dus.
Het stadion blijkt behoorlijk modern te zijn en wordt bevolkt door hagedisjes, kleine reigers en veel aasgieren. Die zie je vooral boven de vuilnisbelt hangen normaal gesproken en die is dichtbij het stadion. Er wordt buiten het stadion gehandbald en in de catacomben zit een boksschool. In heel Sierra Leone hebben we niet dit soort voorzieningen gezien. Heel bevreemdend. De manager weet ons te vertellen dat er een stadion gebouwd gaat worden in Bo, voor 12.000 mensen. In het stadion in Freetown passen zo’n 35.000 mensen. Het is hier wel even wat anders dan het platgetrapte veldje in Kenema.
Later op de dag gaan we door naar het hoofdkantoor van de Amputee Soccer League. We hopen daar wat spelers te ontmoeten, maar moeten het doen met de staff van de organisatie. Ze vertellen ons dat er een nationale amputee league wordt opgezet met vooralsnog 5 teams. Twee daarvan hebben al een shirtsponsor, de rest niet. Ter plekke beloven we het team van Kenema te zullen sponsoren.
‘s Avonds krijg ik eindeloos spijt van het feit dat ik mijn fototoestel niet bij me heb, als we samen met Mohamed, Raymond en Ducko naar een soort cafe gaan langs een van de invalswegen naar Freetown. Het is de avond voor de onafhankelijkheidsdag (op 27 april 1961 vertrokken de Britten) en dat betekent: feest!
Duizenden Sierra Leonezen wandelen en rennen, in een fantastisch rustig Afrikaans ritme, de stad in. In het donker, want zoals je weet is er geen stroom. We staan op het dak van de bar en zien de gigantische stroom mensen aan ons voorbij trekken. Af en toe zit er een soort carnavalskar tussen, waarop poppen en vliegtuigen en andere gekke dingen te zien zijn. Auto’s die tussen de stoet doorrijden zitten volgepakt met mensen. Met zijn 30-en in een 6-persoonsbusje kan prima, zo zien we hier. De stoet gaat urenlang door. Mohamed zegt ineens: ‘This is how the rebels came into Freetown. But they were with many more people’. Verbijsterd kijk ik op. Daar had ik nog niet aan gedacht, hoe Freetown tijdens de oorlog werd binnengevallen. Tienduizenden rebellen kwamen rennend, gewapend en schreeuwend de stad binnen, langs diezelfde weg. Elf dagen lang plunderden, moordden en verkrachtten ze vervolgens mensen in de stad. Hoofden werden op staken bij de invalswegen gestoken als afschrikwekkend middel.
Het kijken naar de stoet mensen die voor mijn ogen langstrekt krijgt ineens een hele andere lading. ‘Now we’ve seen everything in Sierra Leone’, lach ik naar Mohamed. ‘You have seen nothing yet’, is zijn antwoord. How right he was. Want we waren nog niet weg uit Salone!