Hoe bizar kun je een vakantie beginnen? Nou, dat gaat als volgt: je zit gezellig even in de achtertuin van Jochem, waar je net een tas hebt opgehaald voor het vertrek van de volgende dag, als je telefoon gaat. Die neem je niet op, want het is een van je reisgenoten en die kun je straks ook nog wel even terugbellen. Om 15:38 ben je thuis, omdat je om 16:00 uur bij de fysio moet zijn. De telefoon gaat weer. Dit keer neem je wel op. ‘Hoi hoi, what’s up?’ vraag je zo ongeveer. Nou, wat ‘up’ was, was dat er vier mensen in IJmuiden op mij stonden te wachten, omdat het vertrek niet de volgende dag, maar over 1 uur en 7 minuten zou zijn. Ik verstijfde aan de telefoon. Ik dacht 1001 dingen tegelijk. Een van die dingen was dat vier mensen waarschijnlijk meer gelijk hadden dan ik in mijn eentje, en dat ik dus hoogstwaarschijnlijk inderdaad de verkeerde dag in mijn hoofd had. Een volgende gedachte was: waar the HELL ligt IJmuiden ook alweer? Geert meldde aan de andere kant van de telefoon: ‘Bij Amsterdam.’ Die melding redde me, want toen ik vijf minuten later bepakt en bezakt (vraag niet hoe, vraag het gewoon niet!!) naar mijn motor rende, waarbij de helft van de spullen weer op de grond viel wees mijn TomTom me totaal de andere kant op. Ik wist echter dat ik naar Geert moest luisteren en niet naar de TomTom. Gaandeweg de reis naar IJmuiden -adrenaline gierde door mijn lichaam: wat was ik in vredesnaam allemaal vergeten… en ik had de fysio nog afgezegd en de koelkast moest nog leeg en de planten water en afspraken afzeggen en en en…- begreep de TomTom ineens wel waar IJmuiden lag, waardoor ik net op tijd aankwam. Nou ja, eigenlijk net te laat, want ik stond al als no show op de lijst. Dat kon gelukkig nog ongedaan worden gemaakt. Een kwartier later vertrok de boot naar Newcastle, met een stuiterende Kirsten op het dek. Op naar Schotland!
Mijn reisgenoten, Daniel Cottem, Hans Halma, Bauke Haitsma en Geert Meesen, waren al aan de boot gewend. Ik nog niet, ik werd een tikkeltje zeeziek. Maar de zee hield zich koest, dus de reis verliep uiteindelijk eigenlijk heel voorspoedig. Prima te doen, die boottocht naar Newcastle. En met diner en ontbijt aan boord leek het net of we op vakantie waren. Oh wacht.
Terwijl ik dacht dat dag 1 al spectaculair was, ging dag 2 nog een tikkeltje verder…
DAG 2
Vandaag de eerste reisdag. Klaar voor de reis reden we vroeg in de ochtend de boot af. Ik raakte nog aan de praat met Pieter, een buschauffeur van OAD, die volgens mij zelf ook liever met de motor in Schotland was geweest. Hij liet me later per mail weten dat hij me wel zijn motorschoenen had willen lenen, want ik had geen motorlaarzen bij me. Het was niet nodig: van Hans kreeg ik overschoenen en een spanband, van Bauke een netje om mijn tweede tas mee vast te zetten. Helemaal top! Zelfs een onbekende Duitse motorrijder die zag dat ik een spanband nodig had bood er een aan. Te vriendelijk allemaal! Nog geen minuut nadat we van de boot af waren begon het verschrikkelijk hard te regenen. ‘Welcome in the UK.’ Dat idee. Nog geen 15 kilometer later was Geert zijn gloednieuwe motorcamera kwijt. Ergens onderweg van de motor losgeraakt. De dag begon dus al lekker. Gelukkig werd het droog. Nu nog de juiste wegen vinden, wat lastiger bleek dan gedacht. Het links rijden, met name op de vele rotondes, was even wennen. We waren niet de enigen die moeite met de Schotse wegen hadden, want we zagen ook een wielrenner op de snelweg, waar dat echt echt echt niet mocht…
Uiteindelijk gaat de zon schijnen en wordt het weer steeds beter. Bij Hadrian’s Wall even een stop gemaakt. Daarna de tocht hervat richting Edinburgh. Mooie motor wegen leuke bochten en niet te druk, is maar goed ook want je moet wel wennen aan dat links rijden. Wat in Nederland niet mag mag hier wel, rechts inhalen, rotonde in de andere richting nemen.
Na een paar uur rijden kwamen we bij de Schotse grens, waar -hoe kan het ook anders- een doedelzakspeler stond. In de loop van de middag, toen de rit eigenlijk net echt leuk was, ging het mis: Bauke gleed met lage snelheid weg in een bocht. Waarschijnlijk los grind. De schade leek mee te vallen: een klein wondje op zijn pols en een zeurende schouder. En wat krassen op helm en motor, maar niks onoverkomelijks. Een kilometer of tien later brak echter zijn voetsteun af. Geen probleem: gewoon die van de passagierszit erop gezet.
Nog een stukje verder raakten we Daniel en Hans kwijt, die een verkeerde afslag namen. Bauke reed nog wel bij ons, maar was ineens uit beeld: een auto die ons inhaalde gaf aan dat onze medereiziger achter was gebleven. Ik belde en hij nam op: zijn schouder deed toch zoveel pijn dat hij even gestopt was. We hadden inmiddels al een uur of vier gereden en het was nog maar 6 kilometer tot het hotel, dus ik vroeg of dat nog kon. dat kon. Eenmaal bij het hotel was de vraag of hij voor de zekerheid naar een dokter wilde. Toch maar wel, gaf hij aan, en dat was het begin van een hele lange, bizarre avond. De hoteleigenaar bracht Bauke met de auto naar het ziekenhuis van Pitlochry, een klein community ziekenhuis zonder al te veel faciliteiten. Ik reed er met de motor achteraan, zodat hij na de controle achterop terug kon.
Verpleegster Sue ontving ons. Het was net 19:00 uur. Minutenlang checkte ze al Bauke’s klachten: was er iets met zijn hoofd? Met zijn schouder? Zijn ribben? Zijn benen? Bauke had vooral last van zijn linkerheup inmiddels. Toen we keken wat daar mis mee was bleek daar een enorme bobbel op te zitten. Daar was iets goed mis. Sue haalde de dokter erbij. Dat duurde een half uur. De dokter herhaalde het onderzoek en zei aarzelend dat hij toch graag een rontgenfoto wilde. Maar ja: ze hadden geen x-ray scanner in het kleine ziekenhuis. Dus moest er een ambulance komen die Bauke naar Perth zou brengen, een kleine 40 kilometer verderop. Ook dat duurde lang: een uur. Bauke verging intussen van de pijn en ik had honger. Mijn avondeten bestond uit koekjes en een yoghurtje, met dank aan Sue. Bauke’s vrouw belde: ‘hoe is het daar?’ Hij antwoordde: ‘Oh, het regent hier een beetje.’ Hij vertelde niets over het ongeluk. Dan zouden ze zich thuis alleen maar zorgen maken. Nadat de ambulance eindelijk arriveerde regelde Geert dat mijn motor terug naar het hotel zou gaan. Ik ging mee met de ambulance. Onderweg werd gezegd dat ook Perth niet kon, we moesten naar Dundee (80km). Een reis van een uur. Dat werd nog wat langer doordat Bauke onderweg morfine kreeg toegediend, wat een onverwachte uitwerking had: nadat hij eerst wel wat misselijk was, werd hij ineens, van het ene op het andere moment, lijkbleek. De apparatuur sloeg op tilt: zijn hartslag daalde in razend tempo. Zijn arm viel naar beneden en terwijl zijn ogen nog open waren was het duidelijk dat hij niet meer bij bewustzijn was. Ik schrok me dood en de ambulancebroeder duidelijk ook. Hij bonkte op het raam naar de bestuurder van de ambulance, die de auto midden op de snelweg stilzette en naar achter kwam. Minutenlang waren ze bezig om Bauke weer bij zijn positieven te krijgen. Net zo plotseling als hij out was gegaan, was hij weer terug. Ineens ging hij rechtop zitten en vroeg waar zijn portemonnee was. Het was zo’n raar moment… De kleur kwam langzaam in zijn gezicht terug en het zweet trok zich terug. De pijn bleef echter. De ambulancebroeder bleef gedurende de rest van de rit elke tien seconden de hartslag en andere readings checken.
Eenmaal in Dundee begon het echte wachten. Uur na uur verstreek, met slechts af en toe iemand die weer dezelfde checks deed, alsof alle aantekeningen op de charts die al in Pitlochry waren gemaakt voor niets waren. ‘Gebruikt hij medicijnen?’ was al vijf keer gevraagd. Alle vijf de keren verwees ik naar de aantekeningen van Sue. Zucht. Intussen liep de ER vol met andere patiënten. Dronken mannen (allemaal mannen) die waren gevallen, een meisje van 4 die uit haar stapelbed was gevallen, een oudere man die op zijn heup was gevallen.. een jongen met een gigantische bloedvlek op zijn hoofd die was gevallen met fietsen… iedereen was gevallen… Na drie uur was dan eindelijk de rontgenfoto. Na nog eens een uur keek iemand pas wat daar op te zien was. Nog weer een uur later hoorden we dat Bauke niks had gebroken, maar dat er zoveel bloedophoping was en dat
de huis zo strak stond, dat het mogelijk was dat er nog een bloedvaatje stuk was en dat hij daarom een nacht ter observatie zou moeten blijven. Ik zou dan in een stoel kunnen blijven slapen. Ik was al helemaal total
loss van de ontzettend lange dag (06:00 op, urenlang rijden, inmiddels zeven uur wachten in ziekenhuizen, bijna niks eten of drinken), maar dat leek m toch echt helemaal niks. Na deze mededeling bleef het weer lang
stil, tot we allebei zoiets hadden van: we kunnen toch gewoon een taxi terug pakken naar Pitlochry en als er daar dan iets mis gaat zitten we binnen een minuut in dat ziekenhuis daar. We vroegen of dat ok was. ‘Ja,
tuurlijk.’ Zeg dat dan meteen, dachten we allebei! Vervolgens nog meer wachten: op de taxi. Die bleek een chauffeuse te bevatten die het fijn vond om midden in de nacht nonstop te praten in een bijna onverstaanbaar
Schots accent. Bauke lag op de achterbank, ik moest wel in gesprek. Na een uur rijden en 80 pond lichter te zijn kwamen we om 03:10 uur eindelijk weer in Pitlochry aan. Het voelde als de Nederlandse 04:10.
Slapen wilde ik, slapen. En Bauke ook.
DAG 3
Vandaag schijnt de zon. Bauke geeft aan echt niet mee te kunnen en willen rijden, maar daar waren we ook bepaald niet vanuit gegaan. Hij heeft rust nodig. Wie weet kan hij dan later alsnog enkele dagen meerijden. We vertrekken dus met zijn vieren zonder hem voor een zonovergoten dag door het Glenmore Forest park. Behalve dat we door talloze prachtige heuvels rijden is er eigenlijk maar één echt opmerkelijke uitspatting te melden over deze dag: Braemar Castle! Eigenlijk zouden we naar het veel grotere Balmoral Castle gaan, maar we stoppen bij Braemar, een klein kasteel waar we meteen belaagd worden door mensen die ons een rondleiding aanbieden. In het kader van ‘cultuur moet je doen’ accepteren we de uitnodiging, waar we natuurlijk wel 6 pond per persoon voor moeten betalen. Dat blijkt echter een koopje te zijn, want onze Duitse (!) gids Eike -die pas voor de tweede keer een rondleiding geeft- blijkt hilarisch. Net als het kasteel. Van buitenaf lijkt het een verdedigingskasteel te zijn, maar op de vraag wat voor kasteel wij denken dat het is, blijkt het antwoord te zijn: ‘een feestkasteel.’ Pardon? Ja, inderdaad, een feestkasteel, bedoeld om feesten in te geven. Zo blijkt een deel van het kasteel ook ingericht te zijn. Sterker nog: de Amerikaanse vrouw van een van de oud-eigenaren heeft het kasteel ooit roze van binnen laten verven. Dat de traptreden veel breder zijn dan in ‘gewone’ kastelen verklaart Geert doordat de kasteelheer dan zijn vrouw aan de arm mee kon nemen de trap op. Dat de trappen rechtsom in plaats van linksom omhoog draaien heeft daar ook mee te maken: de meeste mensen zijn rechtshandig en als je straalbezopen bent is het handig om je rechts aan de leuning vast te kunnen houden. Of de theorieën van Geert kloppen weet Eike niet, maar dat maakt ze alleen maar beter! We laten Eike verbouwereerd achter en crossen weer door. We zijn net te laat voor de distillereerderijrijrijleryarghhoeschrijfjedat, maar dat geeft niet, want whiskey drinken op de motor… nah… dus maar weer in het hotel aan het bier!
DAG 4
Als we wakker worden blijkt dat de weersvoorspellingen in Schotland kennelijk wel kloppen: het regent, zoals aangekondigd. Dat zou het de hele dag ook blijven doen. Maar ach, kniesoor die daar op let.
Vandaag rijden we van Pitlochry naar Stromeferry, helemaal in het noorden van Schotland. Bauke rijdt via een verkorte route, omdat hij nog veel pijn heeft. Die korte route duurt drie uur. Wij zijn wat langer
onderweg: een uur of zeven. Maar dat is dan wel inclusief een uur durende boottocht over Loch Ness. Ik ben zijn naam kwijt, maar de Schotse jongeman die op die boot vertelde over de geschiedenis van het
meer en van Nessie verdient een standbeeld. Wat kon hij geweldig vertellen! Schotten hebben humor! En wij leerden nog eens wat over Loch Ness. Dat meertje is gewoon doodleuk 200 meter diep. op sommige punten zelfs 300.
Er zitten honderden grotten in de zijwanden, die nog nooit zijn onderzocht. Serieus met goede apparatuur zoeken naar Nessie -of andere zaken-? Nooit gebeurd. Alleen een beetje amateuristisch gedoe met sonar.
De eerdergenoemde gids vertelde dat er al 6000 jaar ‘sightings’ zijn, maar dat er pas sinds de beroemde foto uit 1934 een echte Nessie-hype bestaat. Handig voor het toerisme, zo gaf hij zelf al met een knipoog aan. Hij vertelde dat hij in de vijf jaar dat hij op Loch Ness vaart negen keer een piepje op de sonar had gezien die aangaf dat er iets van ongeveer 1000 kilo onder de boot bewoog. Dat vindt hij zelf ook raar, want de grootste vissen die in het meer zwemmen wegen ongeveer 50 kilo. Jaja… zo wordt de legende wel in stand gehouden…
Hij vertelde ook dat Channel 5 een aantal jaar geleden een nep-Nessie had gemaakt, die op afstand werd bestuurd en expres boven kwam in de buurt van een toeristenboot. Op die boot waren Channel 5 mensen die stiekem de reactie van het publiek wilden filmen. Maar ja, wat gebeurt er: de schipper ziet ‘Nessie’ en zegt: ‘Oh, dat Nessie niet.’ ‘Hoe weet je dat?’ vraagt iemand hem. ‘Verkeerde kleur.’
Totaal doorweekt kwamen we na een prachtige rit door de heuvels en bergen van Schotland aan bij ons hotel. Eten en drinken was daar niet, dus huppa: de regen weer in om een supermarkt op 15 kilometer afstand te plunderen. En dan voor het eerst bijtijds naar bed. Morgen Isle of Skye op!
DAG 5
Motoren klaarzetten, Daniel heeft zelfs glassex mee. Over de Skye brug naar het eiland Skye, bijna alle toeristische bezienswaardigheden bezocht, via Portree verder naar het noordwesten naar de Old man of Storr. The Storr is een rotsachtige heuvel, gevormd door een aardverschuiving, op het schiereiland Trotternish van het eiland Skye. The Storr vertoont zich als een steile rotswand, naar het oosten gericht, boven de Sound of Raasay.
DAG 6
Vandaag een rustdag. Dat lijkt goed gekozen, want het regent. Bauke blijft in het hostel, hij heeft te veel last van zijn val. Sterker nog: hij meldt bij het ontbijt dat hij terug gaat naar Nederland. Dat levert direct hoofdbrekens op, want we zitten behoorlijk in the middle of nowhere. Hoe kóm je in vredesnaam terug in Nederland. En hoe moet dat met de motor, want voor repatriëring daarvan blijkt Bauke niet verzekerd te zijn. We bedenken tal van scenario’s: dat hij toch meerijdt, maar een dag extra in het hotel blijft en dus nog wat kan rusten. Dat we iemand uit Nederland over laten komen om de motor op te halen. Of dat we een auto met aanhanger huren waarmee hij rustig naar Newcastle kan rijden. Hostelmanager Ewan komt ook nog met een optie: hij wil wel even rondvragen of een vriend van hem de motor misschien naar Newcastle wil rijden. Dat levert zowaar een positieve reactie op. Inmiddels is Bauke echter tal van telefoontjes en sms’jes verder en blijkt hij tóch verzekerd te zijn voor repatriëring van de motor. Dat maakt alles ineens een stuk eenvoudiger. Althans, zo lijkt het. Want nu de terugkeer van de motor eindelijk geregeld lijkt, blijkt zijn éigen terugtocht ineens in het geding omdat we geen medisch dossier op papier hebben. Bauke biedt aan de foto’s van zijn verwondingen te sturen. En hij geeft terecht aan dat één telefoontje naar het ziekenhuis in Pitlochry of Dundee duidelijk zou moeten kunnen bieden. Er komt wat gestotter over ‘privacy’ terug van de andere kant van de lijn, maar uiteindelijk haalt de ANWB bakzeil: ze geloven het wel en laten hem weten de volgende dag een taxi te sturen die hem naar Glasgow zal brengen. Vandaar vliegt hij dan naar huis. De motor wordt een paar weken later opgehaald. Het klinkt nu simpel, maar dit verhaal kostte een hele dag om te regelen.
Intussen waren wij een groot deel van de dag buiten de deur. Daniel en Hans stapten op de trein naar Strathcarron, waarvan was gezegd dat het er leuk vertoeven zou zijn. Op een kleine twaalf minuten van ons vertrek uit Stromeferry konden ze de trein alweer uit. Geert en ik bleven in de trein zitten. Wij gingen naar Inverness, een treinreis van dik twee uur. Wij hadden de betere keuze gemaakt, bleek later, want Daniel belde al snel dat er werkelijk niets te doen was in Strathcarron. Het plaatsje bestond uit enkele huizen en één hotel annex bar. Na een paar uur ging de trein pas weer terug, dus dat was nog ‘even’ wachten. Wij reden intussen de zon tegemoet, die ons de hele dag bij zou blijven. Inverness was werkelijk zonovergoten. Het stadje telt ongeveer 57.000 inwoners en heeft een klein centrumpje met een kasteel, een kathedraal, een wat verloren museumpje en veel, héél veel pinautomaten. In de hoofdwinkelstraat telden we er ongeveer 15 in een kleine honderd meter. In totaal heb ik er denk ik een stuk of 40 gezien. Maar ook hier waren we na een paar uur wel klaar met de stad. Biertje in de bar op het station en weer terug. Hoe dichterbij we bij Stromeferry kwamen, hoe donkerder het weer werd. Eenmaal terug regende het weer gewoon. Zo hoort het!
DAG 7
Als we wakker worden regent het. Wat een verrassing!! Maar een beetje water houdt ons niet tegen. In Schotland moet je gewoon als volgt redeneren: in principe regent het er altijd. Dus dan kan het alleen maar meevallen als het droog is. Uiteindelijk kunnen we zelfs zonder regenkleding aan wegrijden. Maar dat is niet voordat we afscheid hebben genomen van Bauke, die om half tien wordt opgehaald met een busje waar hij languit in kan liggen. Zijn motor en motorkoffers laat hij hier. Het zal hem goed doen dat hij niet de enige zal zijn die deze vakantie zijn motor laat vallen. Daniel zal later op de dag solidair met hem blijken te zijn. Om tien uur rijden we weg, maar nog geen half uur later begint het alweer te regenen. Onze regenkleding biedt daar een eenvoudige oplossing voor. We rijden vandaag eerst naar Plockton en dan naar het zuiden, waar we gewoon een stukje weg nemen omdat het er ligt. Het gaat letterlijk nergens heen, want de snelweg is doodlopend. Op de terugweg nemen we een op de kaart iets kleiner weggetje. ‘Iets kleiner’ blijkt te betekenen: een fantastische kronkelweg, met helaas wel veel steentjes. En ook erg steile stukken, waar sommigen toch wel een beetje zenuwachtig van worden.
Het is hier zo verlaten dat er zelfs geen hekken om de koeien staan. Daar dus maar even wat foto’s maken. Ook lopen er werkelijk overal schapen op de weg. Eentje steekt zó nonchalant over als we aan komen rijden, dat ik spontaan in de lach schiet. Niet veel later komen we nog een koe tegen, die me zenuwachtig aanstaart. Zodra ik er voorbij ben, begint hij te bokken en zigzaggend over de weg te rennen. Geert remt tijdig af. Dat geldt ook voor Daniel, die zichzelf na de lunch bijna dood rijdt. Hij ziet bij het wegrijden van het lunchcafé niet dat er bijna evenwijdig aan zijn oprit nog een weg loopt -die voorrang heeft- waarop een auto aan komt rijden die Daniel niet ziet. Toevallig kijk ik echter net om en ik zie de botsing in worden aankomen. Ik gebaar en roep ‘Pas op!’ en Daniel weet daardoor net op tijd op de rem te trappen. Hij slipt nog wel wat, maar blijft uiteindelijk staan. ‘You saved my life’ roept hij even later, als we alweer lekker door de heuvels crossen.
Bauke laat intussen weten al op het vliegveld te zijn aangekomen. Hij mag weer richting de zon! Wij hebben misschien nog vier dagen regen. Hoewel… aan het eind van de middag klaart het toch weer even op. Regenboogje erbij, helemaal goed zo. Toch weer een dag lekker gereden!
Uiteraard weet Daniel het bij het parkeren bij het hostel nog wel even voor elkaar te krijgen om zijn motor om te laten vallen. Dat hoort dan weer niet! 😉
DAG 8
De zon schijnt zowaar, dus dat voorspelt veel goeds. En dat blijkt ook te kloppen: het grootste deel van de dag is het erg mooi weer. De paar hoosbuien die we ook vandaag er weer tussendoor krijgen zijn aan het eind van de dag allang weer vergeten. We rijden eerst naar Applecross, wat bij de ‘hoogste voor auto’s en motoren berijdbare weg’ ligt. Van tevoren hadden we bedacht dat we na Applecross misschien weer dezelfde weg terug zouden rijden, omdat het hele schiereiland rondrijden wel erg lang lijkt en de weg op de kaart erg smal en dus misschien ook slecht lijkt. Gelukkig besluiten we om door te rijden, want de weg ná Applecross is ronduit spectaculair. Eindeloos lekker lopende bochten, een brede weg met weinig steentjes, helemaal geweldig. We nemen daarna ook de lange lus omhoog via Badcaul, waarna we uiteindelijk Ullapool toch maar overslaan. Het enige ‘uitje’ van de dag behalve het heerlijke eten in The Old Inn (die zalm!!) is een hangbrug vlakbij de splitsing naar Ullapool. De brug zelf lijkt wat sufjes, maar als we dichterbij komen blijkt hij over een gigantisch diepe kloof te hangen, die wél indrukwekkend is. Vlak daarvoor zie ik nog een vuilniswagen met aan de voorkant in loeigrote letters: CAUTION: MEN SINGING AT REAR. Verder zijn er weinig noemenswaardig heden, het was gewoon een vrijwel perfecte reisdag op geweldige wegen met fantastische uitzichten. Wat wil een mens nog meer? Oh ja: een rijtjeshuis in een woonwijk in Inverness, want daar verblijven we vannacht in een 8-persoonskamer met 4 kamers. De kamer van Bauke laten we expres leeg. Die is van hem! We missen hem wel vandaag..
DAG 9
Vandaag de laatste ‘reguliere’ reisdag, morgen rijden we immers naar de boot. We moeten vandaag van Inverness naar Falkirk, een reis van zes uur. We rekenen uit dat we na ongeveer een uur in Fort William moeten kunnen zijn en dat we daar dan even rond kunnen lopen en om 12:00 uur rijden we dan weer verder. De praktijk wordt heel anders: het is zo absurd druk op de weg, met zulke belachelijk langzame slakken (50 rijden waar je 80 mag op een eenbaansweg) dat we uiteindelijk pas ver na twee uur Fort William uitrijden. We staan er zelfs in files voor stoplichten en worden daar best chagrijnig van. Geert rijdt liefst in één keer naar Falkirk, maar ik wil toch echt nog wel het weggetje naar Glen Etive op, de laatste bergweg van onze vakantie. Het lukt hem over te halen en zo crossen we door het landschap waar Skyfall is opgenomen voor de laatste keer een doodlopende weg in. Het is een vreemde ervaring, want het is officieel 37 minuten rijden over een gewoon geasfalteerde weg, die eindigt bij een meer. Je zou denken dat daar dan een dorpje is, of een café. Niets is echter minder waar: er is helemaal niets. Nou ja, een schommel. En een mooi uitzicht. Maar vooral: midgets. Heel veel midgets. En ze nemen Daniel genadeloos te pakken. Een uur later blijkt hij bij een café vol te zitten met muggenbeten. Niet alleen op zijn armen, maar ook op zijn hoofd. Ikzelf ben in mijn oorschelp gestoken. Ook heel fijn. Gelukkig heeft Geert een soort afterbite spul bij zich. Gisteren had hij al superglue toen mijn helm ineens uit elkaar viel.
Wat ook wennen is deze dag, is dat we praktisch nergens schapen zien, nadat we eerder deze week juist zijn doodgegooid met die beesten. Ik mis ze nu al. De route is vandaag verder niet heel spannend. We komen duidelijk weer in de bewoonde wereld terecht en de bergen verdwijnen ook in de spiegels. Het geeft tijd om nog wat dingetjes te bedenken voor dit verslag die ik gisteren ben vergeten. Zo reed Hans gisteren de berm in, waar hij vast kwam te zitten achter een steen. Met hulp van Daniel en Geert werd zijn vijf miljard kilo wegende BMW weer uit het gras getrokken. Daniel toeterde de laatste dagen steeds vaker: elke keer als hij naar links stuurt, raakt zijn stuur zijn tanktas. Best hilarisch, vooral als je veel korte bochten naar links moet nemen. Je zou het bijna uit gaan lokken…
Geert had gister overigens nog een bijna-dood-ervaring door een klein misverstand. Ik reed voorop, toen een auto voor me ineens stopte en op een vrij laat moment aangaf rechtsaf te gaan slaan, het erf van een boerderij op. Geert dacht echter dat de auto stopte om ons langs te laten en gaf dus vol gas om rechts in te halen. Ik schrok me rot. Net als Geert. En hoogstwaarschijnlijk ook de automobilist, die gelukkig stil was blijven staan…
Vandaag ook nog een unicum: Hans heeft voorop gereden!!! Welgeteld een halve kilometer denk ik. Tot nu toe rijden Geert en ik eigenlijk al de hele vakantie voorop, maar doordat we even op Daniel en Hans moesten wachten werd deze oeroude traditie ineens even om zeep geholpen. Schandalig. 🙂
Al met al was vandaag stiekem toch een beetje een off day. Moe, beetje chagrijnig, donkere luchten, toch weer wat regen her en der en een niet heel erg mooi parcours. In de pauzes probeerde ik tientallen foto’s naar Bauke te mailen, maar een groot deel daarvan kreeg ik met een foutmelding retour: zijn mailbox zat vol. Ook dat nog!
Maar ijsjes en toetjes en het belachelijk grote huis dat in Falkirk op ons wachtten maakten veel goed. Lekker relaxen daar, op het platteland.
DAG 10
Vandaag de laatste reisdag, hoewel het daar niet echt meer op lijkt. We beginnen nog met deels een soort route te volgen, die nog wel door het ontzettend mooie, bochtige landschap van Tweed Valley leidt, maar halverwege kiezen we toch maar voor de snelste weg naar de boot. We zijn stiekem best moe en willen even van de motor af. Even na twee uur zijn we daardoor al in Newcastle. Ruim op tijd dus, want de boot blijkt op Engelse tijd 5 uur pas weg te gaan, niet Nederlandse tijd. Aan boord komen we ook buschauffeur Pieter weer tegen, die toevalligerwijs precies net zo lang als wij in Schotland heeft gezeten. Daarna is het alleen nog lang wachten op het avondeten, want we blijken pas om half negen terecht te kunnen, terwijl we toch echt niet geluncht hebben. En dan is de koek ook echt wel op, wat we vooral de volgende ochtend merken. Eenmaal thuis blijkt de energiemeter toch wel vrij laag te staan.
Ik zou zeggen: tijd voor vakantie!!! 🙂
Tal van foto’s die hier niet staan, staan op http://www.haixcom.nl/joomla2/
Update 25-10-2016 Leuke nabrander: ik ontmoette Geert dus voor het eerst op deze reis. Inmiddels zijn we getrouwd en hebben we twee kinderen. 🙂
5 responses to “Motorreis Schotland 2013”
Die foto met het schaap op je hoofd is érg leuk Kirsten.
Pretty vermoeiende vakantie schat ik zo in, dat is ook het nadeel van vakantie-met-een-grote-groep. Statistisch is dan de kans op malheur groter en dat bleek ook wel.
Leuk verslag, alsof je een beetje meereist…
Hoe kan je nou de koffie vergeten bij breamer castle dag 3?! Voor 1 pond nog nooit zow’n buitengewone ervaring gehad. Het was toch koffie? Of thee, of alles door elkaar?
prachtig resumé Kirsten, ik herleef elk moment bij het lezen.
het zal steeds een heel mooie herinnering blijven.
dank voor de mooie momenten 🙂
Het eiland Skye is één van de topeilanden in Schotland en is wat betreft natuurschoon misschien wel het mooiste eiland van Europa!
Bezienswaardigheden Skye
Leuke en interessante blog. ik leef er helemaal in mee.