Bestuurskundige Kirsten Verdel staat in het brandpunt van de belangstelling met haar boek Van Rotterdam naar het Witte Huis. Iedereen wil weten wat zij meemaakte als stafmedewerkster in het campagneteam van Barack Obama. Dat een politicus zoveel vertrouwen geniet terwijl hij nog niets heeft laten zien, is een wonderlijk fenomeen. Welke rol spelen de media daar in? In hoeverre is de populariteit van politici afhankelijk van hoe ze in de media optreden of door journalisten worden afgeschilderd? Daarover ging het MediaDebat ‘Gekozen door de media’ op 20 januari 2009 in het Haagse perscentrum Nieuwspoort.
Discussieleider Jan Tromp (de Volkskrant) beschrijft Kirsten Verdels plotselinge roem als ‘een Obama-achtige furore op Nederlandse schaal’. Hoe ervaart ze dat? Verdel vindt het bijna vervelend. ‘Ik wil graag iets inhoudelijks vertellen, maar iedereen vraagt steeds: hoe was het voor jou? Dat is een beetje raar.’ Daarmee legt ze de vinger op de zere plek: het gaat journalisten vaak meer om de persoon dan om de inhoud.
Die tendens leek ook te overheersen in de berichtgeving over de Amerikaanse verkiezingsstrijd. Alle Nederlandse media waren zeer positief over de onbekende nieuwkomer Obama, zo blijkt uit onderzoek van de Nederlandse Nieuwsmonitor. ‘Alleen Trouw was licht kritisch,’ zegt onderzoeker Otto Scholten. ‘Dat is heel uitzonderlijk. Normaal gesproken is de grondtoon negatief tot zeer negatief.’
Verdel relativeert dat: ‘De Socialistische Partij kon geen kwaad doen in de media bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen.’ De partij was vooral afwezig in het nieuws, stelt Scholten. ‘De SP viel niemand aan en werd ook niet aangevallen, maar groeide wel. Wilders kwam heel negatief in het nieuws en boekte ook grote winst. Het is dus niet zo dat positief in het nieuws komen gelijk staat aan electorale winst.’
Hoe zit dat met Obama, wil Tromp weten. Is hij in Nederland groot geworden door positieve publiciteit? ‘Je moet de invloed van de media niet overschatten,’ zegt Scholten. De wereld is volgens hem toe aan verandering, net als destijds met Kennedy. ‘Daarbij heeft Obama een fantastische campagne gevoerd, gebaseerd op hoop en verandering. Maar hoe precies, dat bleef vaag.’ Amerikaanse kranten waren veel evenwichtiger in hun berichtgeving, zegt Scholten. De republikein John McCain is in Nederlandse media nauwelijks aan bod gekomen. De zeer omstreden Sarah Palin kreeg wel aandacht. Kirsten Verdel vond de Amerikaanse berichtgeving juist erg eenzijdig, toen de strijd nog tussen de democraten Barack Obama en Hillary Clinton ging. ‘Clinton kon geen goed doen,’ zegt ze. ‘In tegenstelling tot Obama. Hij was nieuw, en nieuw is leuk.’ De omslag kwam na een uitzending van het satirische tv-programma Saturday Night Live (NBC), waarin een nep-Clinton en nep-Obama de scheve verhoudingen duidelijk maakten. ‘Daarna werd Obama kritischer bekeken en kreeg Clinton weer een kans.’
In plaats van serieuze media wist een satirisch tv-programma dus aan het imago van een populair politicus te knagen, concludeert Tromp. Is dat begrijpelijk? Mediatrainer Charles Huijskens vindt van wel. In het verleden is vaker gebleken dat de politieke invloed van journalisten beperkt is. ‘Van Mierlo was een lieveling van de journalisten, maar zijn succes is beperkt gebleven. Van Agt werd gehaat, maar de journalisten hebben hem niet kunnen breken.’ Scholten (Nieuwsmonitor) voegt Pim Fortuyn aan dat rijtje toe, die in oorlog was met de media en alleen maar populairder werd. En Balkenende, wiens imago lange tijd werd bepaald door het tv-programma Kopspijkers.
Tv is volgens Huijskens geen journalistiek medium. ‘Maar het heeft wel veel gezag,’ zegt Verdel, die in Obama’s campagneteam veel gebruik maakte van nieuwe media. ‘Het maakt niet uit hoe vaak filmpjes op YouTube bekeken worden. Het is pas nieuws als het op CNN is geweest.’ Dagbladjournalisten hebben aan gezag ingeboet door de komst van internet, blijkt uit haar verhaal. ‘Vroeger liepen dagbladjournalisten de hele dag mee met een presidentskandidaat. Daarna maakten ze een analyse en schreven een stuk voor de krant van morgen. Nu zitten ze tijdens de eerste speech al te bloggen. Ze moeten de eersten zijn, ze moeten scoren. Daar hadden wij last van als campagneteam. Een speech van McCain werd klakkeloos overgenomen. Wij moesten voortdurend feiten checken om weerwoord te kunnen geven.’
In Nederland gaat het net zo, zegt Martijn van Dam, mediaspecialist van de PvdA-fractie in de Tweede Kamer. ‘Vroeger checkten journalisten de feiten. Bij de laatste verkiezingen hebben wij eigen feitencheckers aangesteld, want verslaggevers schreven kritiekloos op wat het CDA over ons zei. Ze wilden hun primeur niet missen. De volgende dag mochten wij weerwoord geven, maar dan was het kwaad al geschied.’
Tv speelt een belangrijker rol in de beeldvorming dan kranten, denken Van Dam en Verdel: ‘Het gaat niet om de inhoud,’ zegt zij. ‘Hoe meer schandalen, hoe hoger de kijkcijfers.’ Ze denkt dat Obama gemakkelijk onderuit gehaald had kunnen worden door de media. Om dat te voorkomen, gaf hij de laatste drie maanden geen persconferenties meer en liet hij een eigen commercial (van een half uur!) uitzenden. Het is echter onmogelijk de media te neutraliseren, denkt ze. ‘Je kunt niet alles zelf regisseren.’
Politieke partijen in Nederland hebben geen miljoenenbudget waar ze eigen commercials mee kunnen maken. (Al vindt o.m. Martijn van Dam dat dit in de toekomst misschien wel mogelijk moet zijn; zie ook het verslag van Frans Oremus in De Journalist.) Ze zijn afhankelijk van de media. Hoe ver reikt hun macht?
‘Hebben de media minister Vogelaar kapot gemaakt?’ vraagt Tromp. ‘Nee,’ zegt Scholten beslist. ‘Dat heeft ze zelf gedaan door haar reactie op vragen van Geen Stijl. Politici moeten voor verschillende media helder kunnen uitleggen wat ze vinden, anders deugen ze niet voor hun vak.’
Parlementair journalist Frits Wester (RTL) is het met hem eens; dat ‘malle zwijgen’ tegenover de doordrammende Rutger Castricum van Geen Stijl was geen vertoning. ‘Je moet je verhaal kunnen vertellen in de media, daar is niks nieuws aan.’
Tromp vraagt zich af of van politici gevraagd kan worden dat ze tegen ‘zo’n bloedhond’ op kunnen. ‘Moeten ze altijd antwoorden, ook als journalisten alleen maar willen scoren?’ Wester vindt van wel. ‘Het hoort er allemaal bij. Als ik het voor het zeggen had in een partij, zou ik de taken verdelen: jij doet het zware wetgevende werk op de achtergrond, jij houdt contact met de media.’
Verder is het aan de politici om te beslissen waar ze zich voor lenen, vindt Wester. ‘Balkenende verlaagt zich door bij RTL Boulevard te gaan zitten jij-en en jou-en, maar wordt woedend als Ali B hem later bij Pauw & Witteman op dezelfde toon aanspreekt. Volgens mij kun je de kloof alleen verkleinen door jezelf omhoog te tillen en statuur te geven.’
Zo
eenvoudig is het niet, vindt PvdA-Kamerlid Van Dam. ‘Vroeger had je journalisten en andere mensen. Je wist wanneer je in de media kon komen. Nu moet je altijd alert zijn. De beschermlaag van journalistieke principes als hoor en wederhoor en de scheiding van feiten en meningen ben je kwijt; daar houden burgerjournalisten zich niet aan. Je kunt daardoor behoorlijk diep vallen.’
Minister Cramer koos onlangs voor een optreden bij Pauw & Witteman. Ze was niet voor dit onderwerp gekomen, maar antwoordde netjes op vragen over het gedwongen vertrek van haar voormalig collega Vogelaar, en over de vraag of een spindoctor (aanwezig in het publiek) kan helpen beter met mediamensen om te gaan. Charles Huijskens heeft zich flink aan het programma geërgerd. ‘De minister zit daar als enige met een serieus verhaal, over een klimaattop in Polen waar ze is geweest,’ zegt hij. ‘De andere gasten zijn lollig. Ze kijken naar haar alsof er een bord stront staat. Ze had daar nooit moeten gaan zitten.’ Frits Wester ziet het luchtiger. ‘Een klimaattop krijg je daar niet over het voetlicht,’ zegt hij. ‘Maar dat hoeft ook niet. Daar heb je kranten voor. Zo’n programma heeft een andere functie. Al die media-optredens zijn complementair, het zijn stukjes van een puzzel.’ Je moet er maar tegen kunnen, als serieus minister. Wordt het zo niet steeds moeilijker om goede kandidaten voor politieke functies te vinden? ‘We vragen veel van mensen,’ erkent PvdA’er Van Dam. ‘Ze moeten inhoudelijk sterk zijn en communicatief sterk.’ Wester: ‘Communicatie hoort bij leiders. Je moet er toch ook niet aan denken dat het land in brand staat en er dertien Vogelaars in het kabinet zitten?’
Zelden wordt een bewindsman zo genadeloos geportretteerd als Balkenende. In een kort filmpje, getoond aan het einde van een uitzending van Pauw & Witteman waar de premier zelf te gast is, valt hij van een skateboard, staat als het braafste jongetje van de klas voor Bush, blundert in het Hirsi Ali-debat, verklaart de musical Mamma Mia tot zijn lievelingsmuziek. ‘Is dit eerlijk?’ vraagt Tromp. ‘Nee, maar wel grappig,’ vindt Wester. ‘Dat houterige gedoe bij Bush is flauw – hij had toen nauwelijks leidinggevende ervaring. Maar hij moet niet bij Ali B gaan zitten of op een skateboard gaan staan.’ De premier heeft het allemaal overleefd. ‘Zijn stunteligheid heeft hem niet gebroken,’ zegt Otto Scholten. ‘Hij wordt inmiddels geen Harry Potter meer genoemd en niet meer op de vorm, maar op de inhoud aangesproken,’ zegt Kirsten Verdel. ‘Hij heeft in het buitenland meer gezag dan hier,’ zegt Frits Wester. De media zijn overal, daar moeten politici zich echt van bewust zijn, waarschuwt de journalist. ‘Pas op je tellen.’ Jan Tromp zucht ervan. ‘Het verbaast me dat jullie het geen verschrikkelijke wereld vinden,’ besluit hij.
Verslag: Pauline van der Mije
Foto’s: Sanne de Maijer