Verschenen in: Lokaal Bestuur, september 2014
Geschreven door: Kirsten Verdel
De PvdA staat bekend om haar ruimhartige inzet voor ontwikkelingssamenwerking. In het kabinet ligt de nadruk momenteel op het verbeteren van de positie van ontwikkelingslanden door middel van handel. Op kleinere schaal zijn PvdA’ers vaak actief in concrete projecten. Ook daar is de traditionele manier van ontwikkelingssamenwerking onderhevig aan vernieuwing. De kern van die vernieuwing: laat mensen zelf kiezen wat nodig is en faciliteer alleen datgene wat mensen in ontwikkelingslanden zelfstandig niet kunnen realiseren. Lokaal Bestuur sprak met twee bevlogen PvdA’ers, afkomstig uit het lokale bestuur, die als vrijwilliger actief zijn buiten de landsgrenzen.
Wie: Bert Bruijn
Wat: Oud-burgemeester Haarlemmerliede en Spaarnwoude, oud-wethouder Haarlem
Actief in: Zimbabwe
Wat doe je precies in Zimbabwe?
‘In 1990 was ik wethouder in Haarlem. Het hoofd Huisvesting van de Zimbabwaanse gemeente Mutare bracht een werkbezoek aan Rotterdam om zichzelf bij te spijkeren op het gebied van volkshuisvesting. Hij had gehoord dat er in Haarlem leuke dingen gebeurden, dus kwam hij naar ons.’
En toen?
‘We zetten een werkgroep op met aannemers, architecten en ambtenaren van de gemeente, om op verzoek van Mutare te helpen met een huisvestingsproject voor mensen die om verschillende redenen zelf geen huis konden krijgen, veelal omdat ze werkzaam waren in de informele sector. Vanuit Haarlemse woningbouwcorporaties, aannemers en architectenbureaus hebben we een revolving fund opgezet (waarbij de opbrengst van een project in het volgende project wordt gestoken, red.). In 1994 kregen we Mutare zo gek om gratis grond ter beschikking te stellen. We brachten riolering aan en hielpen met de selectie van mensen uit sloppenwijken die een renteloze lening zouden krijgen voor de bouw van een woning. Ook richtten we een materialenfonds op. Tekeningen voor de huizen in de wijk werden gezamenlijk opgesteld en daarna zijn ze gaan bouwen.’
Dat klinkt allemaal heel simpel
‘We liepen wel tegen wat problemen aan! Soms werd het met een lening aangeschafte cement weer doorverkocht. Dat losten we op door iemand in te huren die er op toe zag dat de materialen ook daadwerkelijk voor woningen werden gebruikt: mensen kregen pas een nieuwe lening als we letterlijk konden zien dat het geld goed besteed was. Ook bedacht Mugabe dat de sloppenwijken moesten worden opgeruimd, wat met harde hand gebeurde. De gemiddelde bezetting van ‘onze’ huizen verdrievoudigde omdat veel mensen daarnaartoe vluchtten. Lang niet iedereen daarvan had een inkomen. De mensen van ons project hadden daardoor minder geld om voortgang te maken met de bouw van hun huis. Het grootste probleem was echter de hyperinflatie van 2005-2008. Voor de Zimbabwanen was het gunstig: ze hadden een renteloze lening en de aflossing was niet geïndexeerd, dus in plaats van 20 dollar per maand hoefden ze ineens nog maar een halve banaan per maand af te lossen. Het gevolg voor het project was echter wel dat we in plaats van 600-700 huizen er nog maar dik 200 konden realiseren. We hadden geen rekening gehouden met hyperinflatie.’
Zie je het project dan nog wel als succes?
‘Jazeker, we hebben letterlijk en figuurlijk veel gebouwd. De deelnemers hebben zich georganiseerd in een woningbouwcorporatie en we zijn nu bezig met een nieuw project waarbij 100 huizen van zonnepanelen worden voorzien. Die leveren dan weer energie op voor 1000 woningen. De stedenband Haarlem-Mutare is nu ook veel breder van opzet. Er werken vier coördinatoren en er zijn veel vrijwilligers. Het zijn sinds 2007 allemaal lokale mensen die de projecten dragen en we faciliteren alleen ideeën waar ze zelf mee komen. Maar ze staan dus helemaal op eigen benen. Ook financieel. Het enige waar ze nog afhankelijk van zijn is een eerste investering vanuit Nederland. Die kunnen ze als lening ook gewoon weer terugbetalen. De woningbouwcorporatie daar is verder zelfvoorzienend. Dat geldt ook voor andere zaken die de stedenband doet, zoals de sportorganisatie. Zelfs de nevenactiviteiten van jongeren leveren geld op. Die zijn bijvoorbeeld een commercieel fitnesscentrum begonnen. Dat is een groot succes geworden.’
Wat is jouw rol nu?
‘Ik ben in 2013 gestopt als burgemeester in Haarlemmerliede. Mijn vrouw is Zimbabwaanse en ik zit nu vaker in Zimbabwe dan in Nederland. Ik ben in oktober weer die kant op gegaan en ik ben nu pas voor het eerst weer terug. Ik ben de verbindende schakel tussen het bestuur van de stedenband hier en daar. Uitvoerend werk doe ik niet, ik adviseer alleen.’
Heb je wat aan je bestuurlijke achtergrond?
‘Veel, omdat je af en toe een voorzichtig advies kunt geven over de organisatie van de bestuursstructuur daar. Als oud-wethouder van Haarlem en burgemeester van Haarlemmerliede, heb je wel enig aanzien. Het geeft mij en de stedenband een goede ingang naar het gemeentelijk apparaat.’
Is de overheid daar erg anders georganiseerd?
‘De nationale structuur is hetzelfde, met een centrale overheid, provincies en gemeenten. Maar alles wordt zeer centralistisch bestuurd. In gemeenten is de burgemeester vooral representatief. De echte macht ligt bij de ‘town clerk.’ Het management is in feite oppermachtig. De gemeenteraad is relatief jong, weinig ervaren en ze weten vaak niet wat hun rechten zijn. Verder gaat elk bouwvergunninkje daar top-down langs de ‘city engineer’. Ze hebben nauwelijks centrale financiering. De stad moet gefinancierd worden vanuit de stedelijke belastingopbrengst. Alleen grote projecten krijgen wat geld van de centrale overheid of vanuit ontwikkelingssamenwerking. Mutare heeft 300.000 inwoners. Twee jaar terug was hun totale lokale belastingopbrengst 8 miljoen dollar. Dat klinkt als erg weinig, maar het was 68 procent van het totaal aan geheven belastingen, verreweg het hoogste van het hele land!’
Wat vind je het leukste aan Zimbabwe?
‘Het meest fantastische vind ik de mensen. In tegenstelling tot Zuid-Afrika kun je in Zimbabwe als blanke rustig ’s avonds over straat. Mócht je beroofd worden, dan is het niet omdat je blank bent. Ten tweede zijn de Eastern Highlands een schitterend en fantastisch mooi berggebied, dat is heerlijk. Als derde punt wil ik het oranje licht noemen dat je ziet als het om vijf uur donker wordt. Dan zit ik graag op mijn veranda te kijken hoe de zon langzaam ondergaat. Dat kan dan lekker in een T-shirtje. Wat ik mis zijn die koude gure winteravonden. Zeker rond de kerst, dan is het daar hoogzomer. En ik mis de lange zomeravonden uit Nederland. Het verschil tussen zomer en winter in Zimbabwe is drie kwartier! Om zes uur is het donker en om zes uur is het licht…’
Hebben jullie nog last van Mugabe?
‘Mugabe’s regime is vooral met zichzelf bezig. Er is geen militaire onderdrukking ofzo, dat scheelt. Dus het project loopt goed. Ook met ons gezin gaat het goed. We zijn nu bezig met een Bed&Breakfast, Pa Brown’s Holland House. Heerlijk!’
Wie: Karel Schols
Wat: Fractievoorzitter en oud-wethouder in Duiven
Actief in: Malawi
Waarom ben je actief geworden in Malawi?
‘Het sociaaldemocratisch gedachtegoed is daarvoor mijn leidraad geweest. Je hebt waar dan ook ter wereld alleen maar serieus een kans als je voldoende onderwijs krijgt. Sommige mensen zijn daar echter van verstoken. 25 jaar geleden had een oom van mij een vriend die kloosterling was in Malawi. Via mijn oom kwam ik hem tegen. Van het een kwam het ander en voor ik het wist was ik actief voor de dovenschool waar hij daar mee bezig was. Inmiddels zitten er 172 kinderen op die school, die één van de slechts vier dovenscholen in het hele land is.’
Speelt de overheid van Malawi daar geen rol in?
‘Gehandicapte kinderen hebben het heel moeilijk in Malawi. Je ziet dat kinderen snel opgeborgen worden in een instelling en dan kijkt er eigenlijk niemand meer naar hen om. Zonder ons zou het onderwijs voor deze kinderen verdwijnen.’
Is er na 25 jaar geen verbetering opgetreden in de overheid?
‘Op lokaal niveau zeker wel, als het om de dovenscholen gaat. Er zijn nu computers, gehoorapparaten zijn beter beschikbaar, mensen kunnen zelf hun eigen oorstukjes maken. Maar er is nog steeds een wereld te winnen. We zijn ook actief in Indonesië, de Filippijnen en Vietnam. In Indonesië zitten op kleuterscholen kinderen die in Nederland naar het speciaal onderwijs zouden gaan. Dat hoeft niet verkeerd uit te pakken, maar het laat wel zien dat de overheid daar een eendimensionale kijk op onderwijs heeft.’
Hoe dragen jullie bij aan de dovenschool?
‘Leerkrachten worden door de overheid betaald, wij doen alleen het internaat, de huiswerkbegeleiding en sociaal-culturele activiteiten. We werken daarbij met lokale projectleiders, dus niet met Nederlanders die even komen vertellen hoe het moet. Eén van de andere drie dovenscholen doen we samen met de Presbyterianen. We zijn een niet-kerkelijke stichting, maar we maken wel gebruik van hun infrastructuur. Vandaar dat je mij op foto’s nog wel eens met een non ziet staan.’
Jullie werken met lokale medewerkers, doen andere hulporganisaties dat ook?
‘Dat is in de loop der jaren wat veranderd. Kloosterordes hebben zich uit het ontwikkelingswerk teruggetrokken, maar daar is weinig infrastructuur voor terug gekomen. Veel particulieren houden zelf alles strak in de hand, maar wij geloven daar niet in.’
Er is vaak sprake van een kennistekort in ontwikkelingslanden. Worden er wel eens besluiten genomen door de lokale medewerkers die jullie minder handig vinden?
‘Er is veel overleg. Via social media hebben we bijna dagelijks contact. Als ze een vraag, hebben stellen ze die. Er gaat niet zoveel fout.’
Welke lessen heb je geleerd?
‘Dat ontwikkeling tijd nodig heeft. En dat overal in de wereld zeer getalenteerde mensen rondlopen. We hebben ook geen enkele teleurstelling gehad. Er is nog nooit iemand met het geld er vandoor gegaan. Dat komt doordat we vertrouwen geven.’
Wat zijn do’s en don’ts?
‘In Afrika gaf het in het begin veel discussie dat we kinderen van alle gezindten opnamen. Maar we namen de tijd en doordat iedereen nu weet dat we geen onderscheid maken, levert dat juist rust op in de samenleving. Dus neem die tijd ook echt. Daarnaast: check alles. We kregen ooit computers vanuit Nederland, waarvan bij aankomst bleek dat de helft niet werkte. Dat hadden we al in Nederland moeten controleren. Ga nergens zomaar van uit. En als derde: lever sowieso liever geen spullen, maar doe zaken met geld. Toen we kleren naar Malawi stuurden, zagen we dat de lokale textielindustrie in de problemen kwam. Sindsdien leveren we alleen zaken die lokaal niet te krijgen zijn.’
Wat zijn jullie inkomstenbronnen?
‘We hebben een aantal vaste donateurs en we hebben wat legaten verzameld in de afgelopen jaren. Dat gaat heel goed.’
Wat valt op als je met je politieke bril naar Malawi kijkt?
‘In Nederland spreken we over de participatiemaatschappij. In Malawi hébben ze die. Dat gaat veel verder dan hier. Iedereen wordt opgevangen door familie. De samenleving in dorpen is heel hecht. Als een familie het moeilijk heeft, los je dat samen op. Pleegkinderen komen ook vaker voor. Familie en dorpsgenoten vangen dat op, net als bijvoorbeeld Aidspatiënten. Wij kunnen daar van leren dat een gemeenschap twee kanten heeft: leuk wonen vereist ook dat je elkaar helpt. Dus leer elkaar kennen in de straat en in de wijk. Het is heel simpel: als je elkaar niet kent, zoek elkaar dan gewoon op. Het is een kwestie van doen. Weet je, met al die decentralisaties en bezuinigingen in Nederland is de beweging naar iets soortgelijks als in Malawi in feite onvermijdelijk.’