Nederland kende dit jaar een extra grote toestroom aan vluchtelingen in vergelijking met eerdere jaren. Reguliere opvangplaatsen raakten vol, waardoor staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie per direct op zoek moest naar alternatieve plekken om vluchtelingen op te vangen. Hij vond die onder andere in de IJsselhallen in Zwolle en het vakantiepark Oranje in Midden-Drenthe. Lokaal Bestuur sprak met PvdA’ers in deze twee gemeenten.
Wie: Frankwin Mussche
Wat: Raadslid in Zwolle
Hoe gaat het, een maand na de komst van een groep van 400 Syrische vluchtelingen?
‘Sinds half september zitten er 400 mannen in de IJsselhallen en dat gaat eigenlijk wel goed. Je hoort in de stad vrijwel alleen maar positieve geluiden. Niet dat de inwoners van Zwolle juichend door de stad lopen, maar er zijn veel activiteiten vanuit de stad zelf om dingen met de vluchtelingen te doen. Sportverenigingen zijn bijvoorbeeld bij elkaar gaan zitten om te kijken welk sportaanbod ze kunnen bieden aan de vluchtelingen. Zo zijn er voetbalclubs die op woensdagen voetbalwedstrijden organiseren, hardloopclubs die ook meteen schoenen leveren aan de mensen die willen lopen en een outdoorclub die vorige week een parcours had uitgezet. Dat is heel spontaan ontstaan.’
En daar is ook animo voor?
‘Ja, dat lopen en die voetbalwedstrijden worden goed opgepakt. Ik zag toevallig net nog een bericht op een lokale site dat er 110 deelnemers waren aan een buitensportdag die net georganiseerd is.’
Dat klinkt gezellig. Maar het was toch niet allemaal koek en ei in de IJsselhallen? De NRC schreef dat er ruzies en spanningen waren in de hal.
‘We zijn daar begin oktober gelijk achteraan gegaan toen we dat lazen, omdat we ons niet herkenden in het verhaal. De burgemeester zei dat ook. Het lijkt een wat opgeklopt verhaal. Kijk, er zitten natuurlijk 400 mannen in die hal. Dat daar mensen tussen zitten die soms gedoe veroorzaken, dat kan bijna niet anders. Het zijn natuurlijk geen ideale omstandigheden en daarom is de opvang ook maar heel tijdelijk. Maar de ruzies en spanningen waarover werd geschreven, daar hebben wij niets van gezien of gehoord.’
Hoe lang zitten de vluchtelingen er?
‘De bedoeling is in principe één tot drie weken. Het is echt een noodopvang. Deze mannen, er verblijven alleen mannen omdat er voor gezinnen met vrouwen en kinderen te weinig privacy in de IJsselhallen is, moeten zo snel mogelijk naar de reguliere opvang doorstromen. De totale duur van de IJsselhallen als opvanglocatie is daarom ook maar een paar maanden. Het COA (Centraal Orgaan opvang Asielzoekers) regelt dat uiteraard allemaal. De wethouder zit er wel bovenop. Ik heb persoonlijk geen zicht op individuele vluchtelingen. Het is misschien wel een idee om in de gaten te gaan houden of ze ook daadwerkelijk kortstondig in de hallen verblijven.’
Moet de gemeente veel praktische zaken regelen?
‘Dat valt wel mee, omdat er alleen mannen zijn. Als er kinderen bij hadden gezeten, had er bijvoorbeeld ook in onderwijs moeten worden voorzien. Nu is het vooral zaak ervoor te zorgen dat die mensen iets te doen hebben. Ze mogen niet werken, maar niemand zit er op te wachten dat ze alleen maar wat rondhangen. De vluchtelingen zelf niet, maar ook de buurtbewoners niet. We richten ons daarom ook op beheersing van het gebied om de IJsselhallen.’
Welke lessen hebben jullie daarbij al geleerd?
‘We hebben ervoor gezorgd dat medewerkers van het COA van het begin af aan in de buurt aanwezig waren, herkenbaar door hesjes. Zij moesten zichtbaar en aanspreekbaar zijn, zodat mensen weten naar wie ze toe kunnen. Dat werkt goed, want we horen geen klachten. Daarnaast houden we een vinger aan de pols door zelf naar buurtbewoners toe te gaan. Duidelijke communicatie is belangrijk.’
Hebben jullie extern advies gevraagd over hoe je met de opvang van zo’n grote groep vluchtelingen om moet gaan?
‘Daar was geen tijd voor. 48 uur nadat het COA de vraag had gesteld of we mensen konden opvangen, gaf het college van B&W zijn akkoord. Een week later waren de eerste mensen er al. Als fractie waren we niet echt in de gelegenheid om vragen te stellen, het was een voldongen feit. Een week later hadden we wel een bijeenkomst over wat er in de buurt leefde, maar dat gaat allemaal voorbeeldig.’
Er zijn geen wanklanken?
‘Ik heb vorige week toevallig een gastles gegeven op een vmbo-school. Dan hoor je ook wel kinderen met opmerkingen waarvan je denkt: Wilders is er niets bij. Die zitten er heel negatief, maar ook erg persoonlijk, in. Aan het eind van het jaar zou er een groot feest zijn in de IJsselhallen. Dan hoor je: “door die asielzoekers gaat ons feest niet door, en dan zijn ze ook nog tegen onze Zwarte Piet”.’
Omwonenden zijn dus over het algemeen tevreden. Helpen ze ook mee?
‘Ja, het sportaanbod kwam uit de stad zelf, en er zijn ook veel mensen geweest die bij de informatieavond hebben ingetekend als vrijwilliger. Er waren zelfs te weinig intekenlijsten aanwezig.’
Wie: Rieja Raven
Wat: Raadslid in Midden-Drenthe
Er is veel ophef over de opvang van vluchtelingen in Oranje. Wat is er precies gebeurd?
‘Eind september kregen we tijdens een besloten raadsvergadering te horen dat staatssecretaris Teeven had gebeld. Midden-Drenthe werd als opvanglocatie voor vluchtelingen gezien en ondernemer Hennie van der Most bood zijn vakantiedorp aan voor onderdak. Daar zijn in totaal 1400 bedden, dus werd gesteld dat er ook 1400 asielzoekers zouden kunnen worden opgevangen. In die tijd speelde in de media ook de noodopvang in de IJsselhallen, een locatie waarvan werd gezegd dat die eigenlijk niet geschikt was voor opvang, dus was onze eerste reactie: je kunt ze niet in de kou laten staan, laat maar komen.’
Wat ging er mis?
‘In eerste instantie niets. Een paar dagen na de raadsvergadering hadden we al een informatiebijeenkomst voor de inwoners van Oranje georganiseerd waar rustig en rationeel gereageerd werd. Natuurlijk waren er wel opmerkingen en vragen: of mensen hun hond nog wel konden uitlaten en of kinderen nog wel op straat konden spelen. Er werd zelfs gevraagd of het carbid schieten met oud en nieuw nog wel door kon gaan. Maar dat was allemaal wel constructief. Het COA vertelde daar dat er gezinnen uit Syrië naar Oranje zouden komen die, nadat ze een oorlogsgebied waren ontvlucht, vooral rust nodig zouden hebben.’
Maar toen…
‘Tja, meteen dat eerste weekend kwamen er niet alleen Syrische gezinnen, maar ook 100 alleenstaande mannen uit Eritrea, die helemaal niet net in Nederland waren aangekomen maar al verder in de asielprocedure zaten. Deze vluchtelingen hadden ook al een budget en gingen daarom bijvoorbeeld kilometers ver naar de supermarkt lopen. Ze gingen niet aan de kant voor auto’s, ze probeerden terug te liften op de Rijksweg, liepen bij mensen door de voortuin en zaten in hun raamkozijnen. Daardoor dacht iedereen ineens: wat is hier aan de hand? Dat schaadde het vertrouwen heel erg: als dit nu al gebeurt, wat kunnen we dan verwachten als er straks 1400 vluchtelingen zijn?’
Wat deden jullie?
‘We konden ons de zorgen van de bewoners goed voorstellen en gingen het gesprek met hen aan, toonden begrip voor de situatie. Het klinkt als een open deur, maar ik raad elke fractie aan om het directe contact te zoeken én te onderhouden. Er waren echt veel zorgen. Eind oktober werd een commissie Leefbaarheid Oranje in het leven geroepen die met een petitie kwam die door 400 mensen werd ondertekend, ook vanuit buurtdorpen. Maximaal 250 vluchtelingen in Oranje, stond in die petitie. Dat zette de boel verder op scherp.’
Hoe werkt het eigenlijk: wie bepaalt die aantallen?
‘Het COA moet een accommodatie als geheel afhuren, en wil de locatie dan graag optimaal benutten. In het recreatiepark op Oranje zijn 1400 bedden, dus is er plek voor maximaal 1400 vluchtelingen. Aanvankelijk was iedereen overdonderd, ook onze fractie, en hebben we daar misschien te gelaten op gereageerd. Wij zouden in de bestuursovereenkomst tussen de gemeente en het COA willen vastleggen dat de instroom geleidelijk gaat, dat er evaluatiemomenten worden ingebouwd en dat het uiteindelijke aantal vluchtelingen daarmee afhangt van de ervaringen in de praktijk. De raad besloot begin november het aantal vluchtelingen te ´bevriezen´ op iets minder dan 600 personen. We praten eind november als raad verder over de inhoud van de bestuursovereenkomst.’
Hoe belangrijk is dat getal?
‘Het is wat arbitrair. Een groep van 20 raddraaiers kan meer overlast veroorzaken dan 200 mensen die heel rustig zijn. De samenstelling van zo’n groep maakt het verschil. Maar je moet natuurlijk luisteren naar je eigen inwoners. Op 140 inwoners zouden 1400 nieuwkomers de verhoudingen erg scheef kunnen trekken. Het zijn geen vakantiegangers die met de auto komen en grotendeels op het terrein blijven. Je ziet voor de ingang van het park nu soms groepen mensen staan, soms ook bij auto’s die van alles vanuit de kofferbak verkopen. Het verandert de leefomgeving natuurlijk wel.’
Welke lessen hebben jullie geleerd?
‘Ik woon zelf in een dorp waar we tien jaar een asielzoekerscentrum hebben gehad waar in het begin ook weerstand tegen was. Niet veel later hielp daar het halve dorp met vrijwilligerswerk. Veel mensen vonden het jammer dat het AZC uiteindelijk weer sloot. Het is belangrijk dat het COA en de gemeente activiteiten organiseren zodat mensen elkaar kunnen leren kennen. Wat je vaak ziet is dat het vast zit op communicatie. Het COA is natuurlijk ook onzorgvuldig geweest met de communicatie over de vluchtelingen uit Eritrea. Ze zouden er sowieso maar een paar dagen zitten, maar dat was niet gecommuniceerd.’
Wat is het belangrijkste voor jullie?
‘Het contact met de omwonenden en de lokale gemeenschap. We willen bijvoorbeeld ook dat lokale werklozen als eerste in aanmerking komen voor arbeidsplaatsen in het park, mocht dat nodig zijn. En we vinden dat dagbesteding bij voorkeur door lokale organisaties moet worden geregeld. Zodra er contact ontstaat tussen inwoners en vluchtelingen gaan mensen er ook anders tegenaan kijken. Als gemeente kun je daar een bijdrage aan leveren. Net zoals de sportverenigingen dat nu al doen overigens: die hebben aangeboden dat de vluchtelingen kunnen komen sporten als ze willen.’
Zijn er eigenlijk nog financiële of andere lasten voor de gemeente?
‘Het basisonderwijs komt op het terrein zelf in een apart schooltje. De gemeente krijgt daar een budget voor. Een zorginstelling die dat ook op asielzoekerscentra elders in het land doet, verzorgt het onderwijs.’
KATERN: En wat doen we met het onderwijs?
In veel gemeenten waar Syrische gezinnen worden opgevangen, moet ook het onderwijs geregeld worden. Jan Slagter, voormalig directeur openbaar onderwijs in Hoogeveen, werd vlak voor zijn pensionering geconfronteerd met de mededeling dat ongeveer 120 kinderen van Syrische vluchtelingen moesten worden opgevangen in het lokale onderwijs. ‘Het openbaar en christelijk onderwijs in de gemeente besloten ieder de helft van de kinderen op te vangen. De kinderen komen niet meteen in klassen met Nederlandse leerlingen. Voor de nieuwe klassen worden aparte docenten geworven die ervaring hebben met NT2. Hierin staat onderwijs voor anderstalige kinderen centraal.’
Het is volgens Slagter nog onduidelijk hoe de bekostiging precies loopt. ‘De gemeente zorgt voor gebouwen, inrichting en materialen, maar de school moet zelf het personeel bekostigen. Op basis van een telling krijgen scholen hiervoor geld van het ministerie. Deze telling heeft op 1 oktober echter al plaatsgevonden.’ Het COA, de gemeente en de rijksoverheid zouden, wat Slagter betreft, dichter bij de schoolbesturen moeten gaan staan om dat samen op te lossen.
‘Een ander punt dat beter zou kunnen is de communicatie van het COA en de gemeente met de ouders van kinderen in Hoogeveen. Zij voelden zich overvallen, omdat het niet duidelijk was wat de komst van de Syrische kinderen betekende voor hun eigen kinderen. Die communicatie is essentieel en had beter en eerder gemoeten.’
Geschreven door: Kirsten Verdel
Verschenen in: Lokaal Bestuur december 2014.