(Op de foto onze huurauto)
De volgende dag wandelde ik met Gerwin en Robin weer richting strand. Jessica zou aan het eind van de middag pas arriveren, omdat ze nog vast zat met haar werk. De tocht duurde 7 kilometer en voerde ons langs de strandtent waar een paar jaar geleden een bomaanslag was gepleegd. Waar alle strandtenten modern en goed onderhouden waren, bleek deze in staat van verval te zijn. Maar schijnbaar was het nog wel open. Voor wat was echter onduidelijk. Verder herinnerde alleen een gedenkteken nog aan de aanslag.
De zon brandde inmiddels genadeloos. Tenminste, dat dachten we van tevoren, dat het genadeloos zou zijn. In de praktijk viel het wel mee. Het was een graad of dertig, maar het zachte zeebriesje maakte het behoorlijk aangenaam. Na een heerlijk ontbijt op het strand liepen we de stad in. Maar echt spannend is Tel Aviv niet. Praktisch iedereen die ik van tevoren had gesproken had als tip over deze stad: ‘What you should do in Tel Aviv? Get out of there as fast as you can!’ Zelfs Elad had als enige tip: strand. Uiteindelijk gingen we maar even naar de film, The Simpsons draaide hier ook. Bij de ingang van de bioscoop stonden twee bewakers met bom- en metaaldetectoren en mitrailleurs. Dat waren we inmiddels wel gewend, dat overal op straat soldaten en niet-geuniformeerde mensen met pistolen of mitrailleurs liepen. Hoewel, gewenning is een groot woord. Het blijft raar.
Na de film reden we naar het vliegveld om Jessica op te halen. Zowel zij als wij kwamen ongeveer tegelijkertijd aan. Mooi. We reden direct door naar Haifa, verder naar het noorden van Israel. Laat in de avond kwamen we daar aan en checkten in in ons hostel. Op Ben Gurion Avenue aten we tussen de locals en toeristen. De 4-persoons hostelkamer bleek perfect gekoeld te zijn.