Ik ben echter al enigszins op de feiten vooruit gerend. Het karaoken (is dat een werkwoord) was ‘s avonds, maar overdag gingen we eerst nog wandelen in de bergen. En zoals we keer op keer merken: rustig iets doen is er niet bij in China. De wandelroute was ruim 1 uur en 10 minuten lang (als je zoals ik non-stop doorliep) over hobbelige keien en wankele houten bruggetjes. Maar op die hele route was er letterlijk geen tien meter waarop je niet iemand tegen kwam of inhaalde. Waar je ook keek, waren mensen. De wandelroute zelf was overigens geheel in Disney/Efteling stijl gecultiveerd. Eeuwenoude tempels werden afgewisseld door nepdinosaurussen, draken en pagodes. Made in 1995 enzo. En overal waar je liep hoorde je het geluid van nepkrekels en oubollige Chinese lift-muzak. Eeuwenoude Chinese geschiedenis wordt zo vermengd met moderne westerse, toeristische onzin. En dan moet je er nog bij bedenken dat die ongelooflijk toeristische uitstraling eigenlijk alleen bedoeld is voor Chinese toeristen. In de bergen zijn we welgeteld twee andere westerse toeristen tegen gekomen. Twee vrouwen van achter in de veertig waarvan ik vermoedde dat ze of uit Duitsland, of uit Australie kwamen.
We werden dan ook weer volop bekeken door alle Chinezen. Door mijn hoge looptempo had ik nog even de illusie dat ik het hele park door kon komen zonder op de foto gevraagd te worden, maar op de terugweg moest ik drie keer stoppen om met eenlingen of complete families op de foto te gaan. Aan een van die groepen heb ik ook mijn eigen camera maar even gegeven.
Om de kitsch compleet te maken, waren de 50- tot 100-meter hoge bergwanden ‘s nachts ook nog eens met neonletters en tekeningen verlicht. Ze zouden zich moeten schamen, vind ik. Maar ja: wie ben ik? Ik ben slechts maar een toerist uit een groep van 26 mensen die vanmorgen vroeg teruggefloten werd door het hotelpersoneel omdat er uit vier kamers spullen waren verdwenen. ‘Do not Disturb’-bordjes en slippers. Dus over schamen gesproken…
Op tv in het hotel kwam ik CCTV9 tegen. De enige Engelstalige zender in China. Het ging over vliegeren (erg populair in China), over de uitwisseling van Chinese en Amerikaanse studenten tussen Peking en Philadelphia (ook erg populair. Volgens kamergenote Merel keert 80% van de Chinezen die in het buitenland gaat studeren niet meer terug naar China) en over de problemen die in China aan het ontstaan zijn door de toenemende welvaart. De redenering van ene professor Jiming (‘Chief Economist’) was als volgt: er is een klein deel rijke Chinezen en een grote groep armen. Je moet die armen niet rijker willen maken, want dan willen er meer mensen van een steeds kleinere taart snoepen en dus gaat iedereen er dan op achteruit. Tja, met zo’n redenering kan ik het ook. Een goede sociale zekerheid lijkt mij juist van belang om onzekerheid bij burgers (consumenten) te reduceren, zodat ze meer uitgeven.
Jiming sneed nog wel een zinnig ander onderwerp aan: dat van vergrijzing in China. Nog geen 100 jaar geleden was de gemiddelde levensverwachting van een Chinees 35 jaar. Inmiddels is dat 68 jaar. De generatie Chinezen die nog voor de 1-kind politiek in werking trad werd geboren, is nu aan het vergrijzen. Een vrij nieuw fenomeen in China dus, maar wel een met gigantische gevolgen: honderden miljoenen Chinezen gaan zometeen met pensioen… En wij dachten dat wij een probleem hadden!