Boekbespreking André J.F. Köbben – Het gevecht met de engel (korte versie)


In ‘De onwelkome boodschap’ van Köbben en Tromp uit 1999 wordt verhaald over tientallen gevallen van door opdrachtgevers beïnvloede onderzoeksresultaten. In het boek worden gevolgen en mogelijke oplossingen van deze misstanden besproken. ‘De Onwelkome boodschap’ deed veel stof opwaaien en er ontstond een brede discussie over wetenschap en integriteit, die in 2003 uitmondde in de oprichting van het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit.

‘Het gevecht met de engel’ borduurt hierop voort. Dit keer stelt Köbben een viertal factoren aan de orde die de kijk van onderzoekers op de werkelijkheid beïnvloeden. Het betreft maatschappelijke omstandigheden, politieke opvattingen, diverse onderzoekstradities (-scholen) en de ‘tijdgeest’. De titel van het boek betekent zoveel als: een karwei op zich nemen waarvan je vermoeden kan dat je het nooit helemaal tot een goed einde kunt brengen. De waarheid, aldus Köbben, is nooit geheel kenbaar.

Köbben is van mening dat ‘louter abstracte afspraken te gemakkelijk leiden tot een te eenzijdige of schematische voorstelling van zaken (…) Anekdotes boeien zoveel meer en beklijven daardoor eerder.’ Het boek bestaat derhalve uit een verzameling artikelen van Köbben uit de afgelopen tien jaar.

Eén van de eerste wapenfeiten in het boek is een citaat van Karl Mannheim, die zeventig jaar geleden al sprak van de ‘Seinverbundenheit des Wissens’, daarbij de stelling ponerende dat alle kennis, dus ook alle wetenschappelijke kennis, ‘perspectivistisch’ zou zijn. Köbben merkt op dat veel onderzoekers hun bevindingen toch vaak presenteren als ‘De Waarheid’, om die vervolgens te verdedigen met alle noodzakelijk geachte retoriek. Köbben’s opvatting over ‘waarheid’ wordt samengevat door een quote van Goethe: ‘Wir wissen nur zu sehr dass die Überzeugung nicht von der Einsicht, sondern von dem Willen abhängt. Im Wissen wie im Handeln entscheidet das Vorurteil Alles’.

Waarom dan toch proberen om de waarheid te benaderen? ‘Streven naar het onhaalbare is eigen aan de menselijke conditie’, aldus Köbben. ‘Je moet er toch niet aan denken hoe de wereld eruit zou zien als we dat streven zouden opgeven’.

Dit streven alleen al blijkt echter lastig, daar eerzucht, de neiging om het opdrachtgevers of hoger geplaatsten naar de zin te maken, ordinaire eigenbaat en hebzucht een rol spelen bij wetenchappelijk onderzoek, zo schrijft Köbben. Zijn stelling is dat het niet zozeer de zelden voorkomende doodzonden (vervalste onderzoeksresultaten) zijn die de wetenschap schade berokkenen, maar juist de cumulatie van vele (kleine) dagelijkse zonden.

Ook ethische elementen spelen een rol in de waarheidsvinding. Het besef dat er ethische beperkingen zijn bij onderzoek is volgens Köbben pas echt na Milgram’s beroemde ‘shocktest’ in 1963 gaan leven. Köbben denkt hier vrij dubbel over: Liegen is soms een noodzakelijk kwaad. Want om nu aan een respondent te vragen ‘heeft u wel eens zwart gewerkt?’, terwijl je er bij vertelt dat je een onderzoeker bent van de Sociale Dienst, dat zal niet al teveel bruikbare informatie opleveren.

Hiermee komt Köbben uit bij een reflectie op de ontvangst van het boek ‘De onwelkome boodschap’. Veel van zijn collega’s meldden dat sjoemelen met wetenschappelijk onderzoek elders wellicht gebeurt, maar uiteraard niet bij henzelf! Ook was er kritiek op het gebrek aan kwantitatieve gegevens. Daardoor zou het boek niet echt wetenschappelijk verantwoord zijn. Köbben reageert hierop door te stellen dat een kwantitatief onderzoek wel representatieve, maar geen valide gegevens zou opleveren, omdat je respondenten niet op hun woord kunt vertrouwen. Dit is wellicht een wat gemakkelijke uitvlucht, maar wel een begrijpelijke gezien zijn antropologische achtergrond, zo constateert Köbben (ook) zelf.

Het afsluitende hoofdstuk betreft het indringende verhaal van een Duits bataljon dat in WOII de taak krijgt om alle Joden uit een Pools dorp te vermoorden. Christopher Browning schrijft hier een boek over waarin hij op een objectieve, afstandelijke en voorzichtige manier probeert te achterhalen waarom de Duitsers dit deden. Hij wordt gevolgd door Daniel Goldhagen die de Duitsers direct fel veroordeelt. Goldhagen (ver)oordeelt, Browning vertelt. Köbben verklaart dit verschil door te stellen dat Goldhagen feitelijk een herstudie deed van wat Browning al had gedaan. De enige manier om daar bovenuit te komen is door kritiek te leveren die (hopelijk) hout snijdt.

Ook Köbben is een echte verteller. De uiteenlopende artikelen maken het lastig om het boek samen te vatten. Maar er zit wel degelijk lijn in. Als Köbben’s doel is om zijn verhalen te ‘laten beklijven’, dan is dat gelukt. Door de open, verhalende vertelstijl leest het boek bijzonder prettig. Het prikkelt en sommige stukken doen soms bijna filosofisch aan. Dit wordt versterkt door de vele quotes die Köbben gebruikt. Het is geen standaard voorbeeld van wetenschappelijke literatuur, maar dat is niet erg. Want wat is wetenschap volgens Köbben? De zoektocht naar waarheid. En dit boek is een uiterst helder exemplaar van zo’n zoektocht.

Maar er is ook kritiek te leveren op het boek. Zo staan er een paar hoofdstukken in die een beetje uit de lucht komen vallen. Het hoofdstuk over het doen van voorspellingen (stelling Köbben: doe nooit voorspellingen!) is nauwelijks te plaatsen tussen de overige verhalen in het boek. Een hoofdstuk over de ‘vertutting van de antropologie’ valt eveneens een beetje buiten de boot. De kern van dit hoofdstuk is de stelling dat alle wetenschap een subjectief element bevat. Maar dit had Köbben feitelijk in zijn inleiding al uitvoerig verdedigd en lijkt daardoor overbodig.

Tevens ontbreekt vaak fundamenteel commentaar op de verschillende cases. Het blijft vaak bij een verhaal, zonder dat echt duidelijk wordt wat Köbben ermee wil. Dit heeft mede te maken met de gebruikte methodologie. Of beter gezegd: het gebrek daaraan. Het boek is een bundel losse verhalen die vooral door de inleiding van Köbben aan elkaar worden gepraat. Er is geen probleemstelling, geen hypothese, geen duidelijk theoretisch kader en er is geen eindconclusie bij het boek. Het eindigt zoals eerder gezegd gewoon met ‘weer een casus’. Of het een wetenschappelijk verantwoord boek is, methodologisch gezien, is daarom betwistbaar. Maar het boek is zeker wel relevant voor de wetenschap, daar het een uitgebreide inkijk levert in de alledaagse praktijk van het wetenschapsbedrijf en daar de nodige kritische kanttekeningen bij plaatst.

Het boek laat al met al een positieve indruk na. Het zet absoluut aan het denken over waarheidsvinding en ethiek in de wetenschap en het duidt eens te meer hoe zwaar (want continu!) ‘het gevecht met de engel’ is.

21 april 2004
Kirsten Verdel


Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *