De conference on genocide prevention is zojuist afgelopen. Na drie dagen ben ik eindelijk op Romeo Dallaire afgestapt, die gedurende de hele conferentie werd omringd door een zee van mensen. Hij is ongelooflijk populair hier. Ik wilde hem niet lastig vallen, maar ook niet weg gaan zonder hem te ontmoeten. Na afloop van de conferentie, toen hij nog maar met 1 iemand aan het praten was, stapte ik op hem af, precies op het moment dat hij weg wilde lopen. Maar hij zag me, draaide zich om en stak zijn hand uit. Vervolgens kon ik niet veel meer stamelen dan dat het een eer was om hem te ontmoeten. En dat hij zo een inspiratie is geweest voor me. Dit klinkt nog alsof het logisch is om zoiets te zeggen, maar geloof me, het kwam er vijf keer vager, hakkeliger en stunteliger uit dan ik vooraf bedacht had. Het is nu een half uur later en ik zit in de lobby van het hotel waar de conferentie plaatsvond, te wachten op Jan Pronk, met wie ik zo ga eten.
En het klinkt misschien bizar en vreemd, maar die handdruk van Dallaire, die voel ik nu nog. Energie. That’s the word. Energie.