Een scriptie is als een moeras: het zuigt je naar beneden en elke beweging die je maakt om er uit te komen trekt je alleen maar dieper naar beneden.
Vroeger was mijn levensmotto ‘luctor et emergo’, oftewel: ik worstel en kom boven. Dat laatste, dat wil dus niet lukken met die vermaledijde scriptie van mij. Regelmatig vragen mensen aan me hoe het met mijn scriptie gaat. Ik krimp dan angstig ineen, om mij terstonds weer te verheffen en vermanend uit te roepen: ‘Neen! Niet het S-woord! Dat mag je niet gebruiken!’ Waarop de vraagsteller meestal na een eerste verwonderde blik het gezicht weer plooit in een begripvolle opstelling. En afdruipt, godzijdank. Want ik kan het er ook echt niet meer over hebben. Als ik andere mensen hoorde die bezig waren met hun scriptie en klaagden over writes blocks, gebrek aan inspiratie en infinitief uitstellend gedrag, dan haalde ik altijd alleen maar de schouders op met het idee: dat overkomt mij niet, ik schrijf dat ding in een paar weken. Niets blijkt minder waar te zijn. Ik ben nu sinds begin maart bezig en het einde is nog niet in zicht.
De eerste twee weken ging het prima. In no time had ik een kleine twintig bladzijdes op papier. Maar daarna sloeg het (nood)lot toe en ging er van alles mis in mijn leven waardoor de inspiratie om in een hoog tempo verder te gaan als sneeuw voor de zon verdween. En ook niet meer terugkeerde. Vanaf dat moment werd elke letter een kwelling, een veldslag, een gevecht op leven en dood. De terreur van het ongeschreven woord beschouw ik inmiddels al als heviger dan de terreur van spam, waar mijn scriptie over gaat. Want ongeschreven woorden zijn de ergste in hun soort. Geschreven woorden kun je schrappen, wijzigen of aanvullen. Maar ongeschreven woorden fladderen dagen, weken of soms maanden door je hoofd heen. Ze zijn ongrijpbaar, maar liggen elke keer op het puntje van je tong. Je weet precies wat je wilt zeggen, maar de woorden die je ervoor nodig hebt verschuilen zich in de spelonken van je hersenen. Ze weigeren mee te werken, ze staken. Ik haat ze!
Er is natuurlijk professionele hulp beschikbaar in de vorm van een scriptiebegeleider of zogeheten ‘eerste lezer’. Maar waar ik in de voorgaande maanden effectief scriptie-ontwijkend gedrag heb vertoond, is het nu de beurt aan mijn begeleider om die nobele taak op zich te nemen. Meneer heeft vakantie, maar meldt doodleuk dat ik maar gewoon verder moet schrijven. ‘Doe het, je kan het’, was zijn professionele commentaar.
Nu vráág ik je!