Intermediair, 11 mei 2006
Door: Kirsten Verdel
De komende jaren zijn er tienduizenden nieuwe ambtenaren nodig. De markt ziet de overheid meer dan vroeger als een goede werkgever, maar de overheid zelf heeft nog haar twijfels. “Ze bleven maar vragen of ik niet bang was voor de bureaucratie.'
Idealisme
Drie jaar geleden stapte Auke Zijlstra (41), inmiddels beleidsmedewerker bij de directie Personeel en Organisatie van het rijk op het ministerie van Binnenlandse Zaken, vanuit het bedrijfsleven over naar de overheid. “Na een lange periode bij British American Tobacco als ict-projectmanager, had ik geen passie meer voor mijn werk. Op zoek naar een andere werkkring nam ik een loopbaanadviesbureau in de arm. Toen werd mij duidelijk dat ik twee dingen zocht: een voortdurende stroom nieuwe onderwerpen en werk dat mij niet zou opslorpen buiten werktijd. Bij de rijksoverheid vond ik beide.'
Dat Zijlstra ambtenaar wilde worden onder andere vanwege de inhoud van het werk, zal de hoogmogenden in Den Haag deugd doen. Het is precies wat de overheid al jaren probeert uit te stralen met haar imagocampagnes als “Werken bij het rijk': wie kiest voor een bestaan als ambtenaar, draagt actief bij aan de samenleving. De overheid doet een beroep op idealisme en dat blijkt te werken, ook bij Zijlstra: “Het tegen de politiek aanschurken geeft je het idee dat het allemaal van belang is wat je doet. Dat is toch wel een verschil met mijn werk van vroeger. Kerftabak is niet wereldschokkend.'
Imagocampagne
Toch moet de overheid nog veel harder aan haar werkgeversimago gaan werken, zegt Vincent van Steen, woordvoerder van Rob Kuijpers, de hoogste p&o-baas van het rijk. Want dat imago begint volgens Van Steen behoorlijk af te bladderen. Het positieve effect van de campagne “Werken bij het rijk' eind jaren negentig, die door het kabinet Balkenende in 2002 in de ijskast werd gezet, ebt langzaam weg. “Toen we een paar jaar geleden een stapje terug moesten doen met onze campagne, merkten we dat meteen', aldus Van Steen. “Het rijk zakte vrijwel direct in de polls waarin werd gemeten waar mensen het liefst wilden werken.'
De stap van het kabinet-Balkenende om die eerste succesvolle campagne te stoppen, was destijds op zich logisch. De coalitie wilde tien procent minder ambtenaren in Den Haag. Om dat te bereiken, voerden sommige ministeries een vacaturestop in; het bij jonge starters zo populaire Rijkstrainee-programma, waarbij toptalent de gelegenheid kreeg twee jaar ervaring op te doen op verschillende plekken bij het rijk, werd ingekrompen, tot er met 72 plekken amper iets van overbleef. Een wervingscampagne overeind houden terwijl je nauwelijks banen in de aanbieding hebt, is niet zinvol.
Inmiddels is de campagne weer in gang gezet. Dit keer niet alleen voor het rijk, maar nu voor de gehele overheid. En niet voor niets. De gemiddelde leeftijd van de rijksambtenaar ligt ver in de veertig. Van de gemeente-ambtenaren gaat binnen drie jaar acht procent met pensioen. Wil de overheid (inclusief onderwijs en gezondheidszorg) de komende tien jaar de klappen van de vergrijzing opvangen, dan zal ze meer dan de helft van de hoogopgeleide starters die tot de markt toetreden in dienst moeten nemen. Ook zal ze meer mensen moeten bewegen vanuit het bedrijfsleven over te stappen, zoals Zijlstra deed.
Bedrijfskundigen
Er zijn, gelukkig voor Den Haag, signalen dat veel starters graag voor de overheid werken. Mensen zoals bedrijfseconome Esther Kipp (26), die werkt als financieel trainee bij de gemeente Rotterdam. Bedrijfseconomie: niet echt een voor de hand liggende achtergrond voor werk in de saaie en bureaucratische publieke sector zou je zeggen. “Natuurlijk wel', zegt Kipp “Die vooroordelen over werk in de publieke sector zijn zo achterhaald. Binnen de overheid zouden er bijvoorbeeld geen mogelijkheden zijn om internationaal carrière te maken. Ik herken dat niet. Als je naar Brussel wilt, zijn daar zeker mogelijkheden voor. En er wordt tegenwoordig ook heel bedrijfsmatig gewerkt bij de overheid. Waarom zou je er niet willen werken?'
Een antwoord op die vraag treffen we in het Ambtenaren Onderzoek 2005 van Intermediair en Futur. Kipp mag dan positief zijn over het carrièreperspectief bij de gemeente, veel van haar collega's denken daar anders over. Bijna een kwart van de respondenten (allen ambtenaar; KV) uit het Ambtenaren Onderzoek wil eigenlijk een baan in het bedrijfsleven. De voornaamste reden is juist het gebrek aan carrièremogelijkheden. Zo is slechts 25 procent van de jonge gemeenteambtenaren tevreden over het carrièreperspectief. Ook ontbreekt het bij de overheid aan goede coaching en begeleiding van jonge ambtenaren. Volgens het ministerie lost het probleem van het gebrek aan carrièreperspectief overigens zichzelf op, als de bulk van de babyboomers over een jaar of vijf met pensioen is gegaan.
Zelfvertrouwen
Er is echter meer dan een goede campagne nodig wil de overheid de komende jaren voldoende jong talent binnenhalen. De overheid moet ook zelfvertrouwen uitstralen. En juist daaraan ontbreekt het nogal, met alle gevolgen van dien voor het imago. Vooroordelen over de ambtenarij bestaan niet alleen buiten, maar vooral ook binnen de overheid zelf. Ze beschouwt zichzelf als stoffig, of heeft in ieder geval het gevoel dat de buitenwereld zo naar de ambtenarij kijkt, merkte Janneke van Zelst (29). Ze solliciteerde direct na haar studie bedrijfskunde naar de functie van onderzoeksadviseur bij de Dienst Publiek en Communicatie van de Rijksvoorlichtingsdienst. Van Zelst wilde niet per se bij de overheid of juist in het bedrijfsleven werken, maar keek vooral naar de inhoud van openstaande vacatures. Als bedrijfskundige werd ze bij haar sollicitatiegesprek enigszins argwanend aangekeken. “Ze bleven maar vragen waarom ik bij de overheid wilde werken en wat ik van ambtenaren vond; of ik niet bang was voor eventuele bureaucratie. Ik had zelf helemaal geen negatief beeld van de overheid.'
Van Zelst is tevreden dat ze bij de overheid aan de slag is gegaan. “Ik vond de functie heel interessant. Ik was niet op zoek naar specifiek maatschappelijk betrokken werk, maar die betrokkenheid kwam wel toen ik eenmaal aan de slag was. En daarnaast, als ik om me heen kijk naar vrienden die nu wel in het bedrijfsleven werken en weken van vijftig, zestig uur draaien, vind ik de overheid toch wel een stuk humaner om bij te werken. Dat telt ook zwaar. Er moet wel een goede balans zijn tussen werk en privé en bij de overheid is die makkelijker te vinden.' Zelfs mensen die de overheid verlaten, onderschrijven dat er niets mis is met een ambtenarenbestaan. Niet alleen de arbeidsvoorwaarden zijn goed, het werk zelf kan ook heel bevredigend zijn.
Ester Weststeijn (28) is sinds 2004 onderzoeker en adviseur bij Partners + Pröpper in Vught, maar werkte daarvoor als beleidsmedewerker bij Binnenlandse Zaken: “Ik werk nu wel bij een commercieel bedrijf, maar we doen met name bestuurskundig onderzoek voor overheden. Het verschil met het werken voor het ministerie is dat ik nu veel meer met inhoudelijk onderzoek bezig ben. In mijn vorige werk gaf ik opdracht tot het doen van onderzoek, nu voer ik het zelf uit. Maar de liefde voor het openbaar bestuur gaat niet meer weg.’