Enkele weken na zijn aantreden als partijleider in 2012 sprak Lokaal Bestuur met Diederik Samsom. In september volgden er succesvolle verkiezing. We kregen 38 zetels in de Tweede Kamer en worden coalitiepartner in een kabinet met de VVD. Maar er komt ook kritiek. Het linkse geluid wordt te weinig gehoord en van de 38 zetels in de Kamer zijn in de huidige peilingen nog erg weinig over. Na ruim drie jaar is het tijd om Samsom opnieuw op te zoeken: wat is er terechtgekomen van zijn wensen en dromen van toen?
Je verzuchtte in 2012 dat je nieuwe werk weliswaar heel erg leuk was, maar ook extreem druk. Is dat nog steeds zo?
‘Haha, ik kon toen totaal niet overzien dat het nog veel erger zou worden. Hoe je het ook wendt of keert, in een coalitie zitten vereist veel concentratie. We hebben een minder in de Eerste Kamer, een rechtse regeringspartner en zaten in een economische crisis. Dat vereist allemaal extra werk.’
Heb je nog vrije tijd?
‘In de weekenden gaat het nog wel. We wennen aan het minderheidskabinet, de crisis is minder geworden, alleen de VVD is nog net zo rechts…’
Het is een voor de hand liggende vraag, maar ik wil hem toch stellen: hoe vind je het beleidsmatig gaan na drie jaar kabinet?
‘Toen we aan deze kabinetsperiode begonnen, namen we ons voor om in ieder geval alles op alles te zetten om Nederland uit de economische kuil te laten klimmen waarinhet gestort was. In de tweede helft van 2012, dus na ons eerste interview, kregen we het in heel Europa erg moeilijk. Ook in Nederland. En in het kabinet zaten we met twee partijen die verschillend dachten over de beste manier om uit die kuil te klimmen. Maar we wilden het wel samen doen. Inmiddels zijn we aan het opkrabbelen en groeit onze economie harder dan in de andere Europese landen. Dus dat is in ieder geval gelukt. En al die vreselijke cijfers over werkloosheid, ongelijkheid en armoede die toenam, zijn nu gedraaid. Maar de onderliggende problematiek bestaat nog steeds. We willen immers niet alleen een maatschappij waarin het economisch beter gaat, maar ook een maatschappij waarin de samenhang groter wordt, waarin we wat meer naar elkaar omkijken.’
Bas Heijne schreef onlangs in het NRC dat de huidige politici niet de essentie raken van wat Nederland nu nodig heeft: ‘Samenhang, samenleving, gemeenschap. Wat hebben wij in dit land met elkaar te maken? Wat zijn we elkaar verplicht? Wat zijn we elkaar verschuldigd? Dat zijn de grote vragen die het politieke establishment stug blijft negeren,’ stelt hij. Ben je het hiermee eens?
‘Ik voel me niet aangesproken, juist omdát ik dat een van de belangrijkste vragen vind! Maar dat is niet het enige. Ik ben graag bereid de economie als verwaarloosbare factor opzij te zetten, maar dat is niet de realiteit. Als je werkloos raakt en geen vooruitzicht hebt op een baan, dan verstikt dat je bestaan en koop je weinig voor dergelijke‘grote vragen’. Werk, een betaalbaar huis en goede zorg, dat is de basis. Tegelijkertijd denk ik wel dat we gemakzuchtig zijn geweest door te denken dat de samenhang in de samenleving zich laat betalen door economische groei.’
Het Van Waarde-verhaal gaat ook in op het realiseren van een samenleving waariniedereen mee kan doen. Hoe breng je de principes en uitgangspunten hiervan zelf in de praktijk?
‘Om dat te kunnen realiseren, moeten we zaken in beweging zetten. De paradox daarbij is dat zodra je dingen in beweging zet, de onzekerheid bij mensen toeneemt. En in een situatie van onzekerheid zijn mensen juist eerder geneigd in zichzelf te kruipen dan de hand uit te steken naar anderen. De reflex van het menselijk lichaam gaat ook op voor een samenleving. Hervorming zorgt bijna de facto voor reacties van onrust en zorg. Daar zitten we nog middenin.’
In 2012 gaf je aan dat het een mogelijke valkuil voor je was om te ver voor de troepen uit te lopen. Terwijl het voor een partijleider toch belangrijk is dat mensen met je mee kunnen komenen achter je aan blijven lopen. Momenteel lijkt de partij echter veel steun te zijn kwijtgeraakt.
‘De PvdA zelf is natuurlijk niet het doel, maar wel zo’n belangrijk middel dat het zorgen baart als het slecht gaat met de partij. Iedereen is het erover eens dat er, bijvoorbeeld in de zorg, iets moest veranderen. Uit de hand gelopen bureaucratie en zorgconglomeraten als Meavita dreigden ons te overspoelen. Iedereen is het ook wel eens over het eindpunt, de meest wenselijke situatie: kleinere zorgaanbieders die hun wortels in de buurt hebben en mensen thuis zorg bieden. Maar de brug ertussen is doodeng.Je weet wat je loslaat, maar niet wat je terugkrijgt. Het is een beetje zoals ik was toen ik als klein jongetje over een sloot wilde springen: je weet niet zeker of je de andere oever haalt.’
In hoeverre zijn er mensen die de overkant nu niet halen?
‘Die mensen zijn er. Dat probleem zie je bijvoorbeeld bij de problematiek rond het persoonsgebonden budget (pgb). Het is vaak bijsturen, niemand heeft de wijsheid in pacht. Het bruggetje is smal en, eerlijk is eerlijk, dat komt ook omdat politici te lang hebben gewacht met ingrijpen. Deze verandering had tien jaar geleden ingezet moeten worden. Maar er is helaas gewacht tot het laatste moment, tot de motor vastliep. En het werk dat we onder de motorkap verricht hebben, vertaalt zich in de praktijk nog niet altijd in een soepel rijdende auto.’
Is het ook een probleem dat VVD en PvdA beide iets anders willen? Om de vergelijking door te trekken: de VVD wil een snellere auto en de PvdA een milieuvriendelijkere?
‘De VVD is bij de meeste compromissen niet het grootste probleem geweest, de realiteit was dat veel vaker. De VVD wil ook dat de pgb’s gewoon overgemaakt worden. We lopen vooral tegen een economische crisis, administratieve problemen en tien jaar achterstallig onderhoud aan. Dat geldt voor alle onderdelen van de verzorgingsstaat. We hebben daardoor meer haast dan comfortabel is. We koesteren de verzorgingsstaat, maar hebben te lang aangenomen dat we die konden blijven betalen met 3% groei. Die groei is sinds het begin van deze eeuw weg. Dus alles liep tegelijk vast: zorg, woningbouw en werkgelegenheid.’
Wat er onder de motorkap gebeurt, is redelijk onzichtbaar.Wat is onze grote toekomstvisie voor de samenleving?
‘Ik wil een samenleving waar plek is voor iedereen. Ik snap dat mensen gefrustreerd zijn, ben het ermee eens dat de hervormingen veel praktische problemen opleveren en niet altijd snel genoeg gaan. Maar als ze stellen dat het niet de goede kant op gaat, ben ik het niet met ze eens. Er is straks minder armoede, meer werk en er is economische groei. Vanuit deze basis moeten we werk maken vansamenhang in de samenleving.’
Is het niet heel kwetsbaar dat verbetering in die samenhang zo afhangt van de economische situatie?
‘Ja, maar het is wel de werkelijkheid.’
Wat zou je met de kennis van nu anders hebben gedaan bij de coalitie-onderhandelingen?
‘We zijn nu veel akkoorden aan het bijstellen. De realiteit is weerbarstig; soms moet ergens meer geld bij en soms worden doelstellingen gematigd, zoals de huurstijgingen uit het loonakkoord. Dat soort problemen kun je vooraf niet altijd voorzien, want dan hadden we ze natuurlijk toen meteen opgevangen. Maar per saldo zou er geen wezenlijk ander resultaat zijn geweest.’
Nog even terug naar die grote visie: in 2012 gaf je aan dat het creëren van een duurzame economie de belangrijkste opgave is voor de komende decennia. Maar de kolenbelasting wordt afgeschaft, het plaatsen van windmolens is op veel plaatsen lastig en de Nederlandse klimaatdoelstellingen voor 2020 zijn lager dan tussen 195 landen is afgesproken.
‘Met grotere ambities gaan we de eerste honderd meter niet sneller rijden. Wat vooral van belang is, is dat er weer beweging in het beleid komt. Het uitgangspunt voor duurzame energie was in 2012 slechts 4%. We zijn bezig met een inhaalslag. Het energiebeleid was niet zozeer te links of te rechts, het veranderde simpelweg te vaak. Dat is funest voor investeringen. Na jaren stilstand hebben we de zaak in beweging gebracht. We gaan vooruit, en wat mij betreft steeds sneller.’
Zetten ambitieuzere doelstellingen niet juist aan tot de nodige innovatie?
‘Ja, maar op de korte termijn, tot 2020, is dat niet te realiseren. We zetten nu in op het maximaal haalbare tot dat moment. En we halen in 2020 Duitsland in met groene elektriciteit, dat is toch positief. Op wat langere termijn moeten onze kinderen aan de slag. Het is niet voor niets dat de overheidsuitgave op onderwijs de enige is die we fors hebben opgevoerd. Het neerzetten van windmolens is cruciaal. Maar het is nog belangrijker dat we ervoor zorgen dat onze kinderen slimmer worden dan wij, zodat zij nieuwe vormen van duurzame energie kunnen ontwikkelen.’
Een andere belangrijke doelstelling waar je in 2012 over sprak, was de wens om mensen te helpen die afhankelijk zijn van de sociale werkplaats, maar de Participatiewet stevent volgens velen af op een mislukking.
‘Als je het hebt over een economie waarin plek is voor iedereen, dan is het niet gek dat we ontzettend trots waren op de sociale werkvoorziening. Dat was ik ook, tot ik in Groningen aan drie jongens vroeg wat ze wilden worden. ‘Brandweerman, politieagent en Wedeka-medewerker’, waren de antwoorden. Wedeka is in Stadskanaal de grootste werkgever. Als je een economie creëert waarin je mensen alleen nog een plek kunt bieden omdat de sociale werkvoorziening de grootste werkgever is, dan doe je iets niet goed. Mensen moeten op de reguliere arbeidsmarkt mee kunnen draaien.’
In de praktijk worden er nog maar weinig participatiebanen gerealiseerd.
‘De cultuur van bedrijven moet veranderen. Dat gaat niet snel. We hebben gezegd: voor elke deur die in de sociale werkvoorziening dichtgaat, moet ergens anders een deur open. Vanuit Den Haag is deze cultuurverandering lastig te realiseren. Wij hebben alleen lompe middelen: een regeling, een wet of een heffing. Dat is niet efficiënt, maar wel effectief. De Quotumwet is daar natuurlijk een voorbeeld van. Maar let wel, veel bedrijven geven al het goede voorbeeld. Dat begint bijvoorbeeld met het in dienst nemen van een familielid met een beperking, maar dit moet nog verder uitgebreid worden. Ook een willekeurig ander iemand zou zo binnen moeten kunnen komen. Maar het kost tijd. En er is soms een dwingende handvoor nodig.’
Wat weinig tijd lijkt te kosten, is het overdragen van taken van het Rijk naar gemeenten. In 2012 gaf je aan dat de dominantie van het Rijk ten opzichte van gemeenten af zou moeten nemen naar gelang het aantal taken dat wordt overgeheveld. In de praktijk gaat dit gepaard met fors minder budget voor de gemeenten. Hoe zit dat?
‘Dat klopt, dat is niet handig maar wel noodzakelijk. De snelheid en bezuinigingen zijn afgedwongen door de realiteit: we hebben de boel tien jaar laten versloffen en er is simpelweg minder geld beschikbaar.’
Over gemeenten gesproken, je hebt meegelopen met een wijkverpleegkundige. Wat neem je hiervan mee naar Den Haag?
‘Alles wat ik lees en hoor over de veranderingen in de zorg is natuurlijk leuk, maar pas als je zelf meeloopt voel je echt hoe het in elkaar zit. De noodzaak van wat er moest veranderen is pregnanter voor me geworden, maar ook de problemen. Wat ik gezien en gehoord heb, helpt mij om hier in Den Haag bij te sturen.’
Tot slot: je stelde in 2012 dat de PvdA over vijf jaar, dus bij de eerstkomende Kamerverkiezingen, de grootste partij van Nederland zou zijn. Is dat nog haalbaar?
‘Drie weken voor de vorige verkiezingen waren we de zevende partij van het land. Dus alles is mogelijk zolang we maar leveren op onze eigen waarden. Mijn grootste zorg op dit moment is dat we een samenleving dreigen te worden waarin niet voor iedereen een plek is. Als we het op zijn beloop laten, zoals onze coalitiepartner zou willen, krijg je een maatschappij waarin steeds minder mensen mee kunnen komen. Dat gaat wat mij betreft niet gebeuren!’
Gepubliceerd in: Lokaal Bestuur, november 2015