Gisteravond sprak ik mijn eerste speech ooit uit. Ik was gevraagd door de Toneelschuur in Haarlem om een column uit te spreken na de vertoning van het toneelstuk Antigone. Voor het eerst in mijn leven schreef ik dus een heuse speech. Na afloop van het uitspreken daarvan vroegen meerdere mensen of ze de tekst ergens konden krijgen, dus dacht ik dat het wellicht een idee was om het op mijn blog te zetten. Bij deze. Maar voordat je gaat lezen, is het wel van belang dat je het verhaal kent. Dus even héél kort door de bocht: na een oorlog wordt Kreon tot koning gekroond. Hij snapt niet hoe dat werkt, koning zijn, en laat zich door een adviseur verleiden heel streng op te treden. Hij verbiedt het begraven van de in de oorlog verslagen tegenstander Polyneikes. Wie dat toch doet, krijgt de doodstraf. Zijn nichtje Antigone wil Polyneikes echter toch begraven. Zij is echter verliefd op de zoon van Kreon, Hemon. Dus nu heeft Kreon een probleem: kiest hij voor zijn harde politieke lijn, of voor zijn familie? Uiteindelijk gaat Antigone dood en pleegt Hemon zelfmoord. Dus daar zit Kreon, met al z’n macht, maar in z’n uppie…
En dan nu mijn speech:
Wat is goed leiderschap? Dat is een vraag die al duizenden jaren wordt gesteld. Kreon weet het in ieder geval niet, zo blijkt al direct in het begin van het toneelstuk. Zijn adviseur kauwt hem alles voor, met alle gevolgen van dien. In plaats van dat Kreon zelf nadenkt, laat hij zich leiden, verleiden om precies te zijn, om te kiezen voor iets wat op het oog een makkelijke uitweg is. Kreon’s definitie van leiderschap wordt: duidelijkheid bieden. Het laten wegrotten van Polyneikes biedt duidelijkheid. Het schrikt af. Het jaagt angst aan.
Ik moest meteen denken aan president Bush. Hij bood ook duidelijkheid. Je kunt van Bush zeggen wat je wilt, maar duidelijk was hij wel. Iedereen wist precies waar Bush voor stond: hij stond voor de ‘war on terror‘. Je was ‘either with us, or against us; you’re with us, or with the terrorists.’ Alles was zwart-wit in zijn wereldbeeld, er was geen grijs tussengebied, je was goed of fout. Je kunt daar een moreel oordeel over hebben, en het er eventueel vreselijk mee oneens zijn, maar duidelijk was het wel.
Ik moest ook denken aan de strijd tussen Hillary Clinton en Barack Obama in de voorverkiezingen van 2008, toen ze nog onderling uit aan het vechten waren wie de Democratische presidentskandidaat moest worden. Beiden boden toen ook duidelijkheid, maar wel elk op een heel eigen manier. Hillary Clinton had ervoor gekozen haar strijd voor de presidentsnominatie te framen door in te zetten op het feit dat zij de ervaring had om mensen te kunnen leiden. ‘Ik denk dat we die kant op moeten, loop maar achter mij aan en dan zullen jullie zien dat het goed komt. Ik heb als voormalig First Lady en nu als senator in New York de kennis en ervaring om jullie te kunnen leiden.’ Barack Obama zei ook ‘ik denk dat we die kant op moeten,’ maar hij voegde daar aan toe: kom maar mét mij mee om te zien of dat zo is. Zijn boodschap was er één van samen doen, van gedeeld vertrouwen en gedeeld perspectief, van hoop en verbinding. Hij inspireerde juist door te zeggen dat hij het niet alléén kon.
Eerst verdedigt Hemon zijn vader nog. ‘Hij ís toch duidelijk?’ probeert hij tegen Antigone. Hij zegt: ‘Mensen zijn bang en argwanend en ze weten nog niet of het hem gaat lukken, maar juist deze mensen, die alles zijn kwijtgeraakt, juist deze mensen hebben een leider nodig. Iemand die structuur biedt, die zegt hoe de wereld in elkaar zit.’ Antigone antwoordt hierop: ‘Niemand kan zeggen hoe de wereld in elkaar zit. Daar heeft ook niemand behoefte aan. Mensen willen dat zelf uitzoeken.’ ‘Dat willen ze niet,’ zegt Hemon. ‘Dat willen we wel,’ kaatst Antigone terug.
Kortom: het gaat er uiteindelijk om wát voor duidelijkheid je geeft. Is het een duidelijkheid waaruit blijkt dat je een meedogenloze dictator bent? Of een duidelijkheid waaruit blijkt dat je een krachtig leider bent, die doet wat goed is voor iedereen die zijn best wil doen in de maatschappij?
Kreon lijkt te leren. Enkele scenes verder komt hij immers met prachtige woorden over hoe de samenleving er uit zou moeten zien. Hij zegt: ‘En nu gaan we proberen elkaar weer terug te vinden. En wat we daarbij nodig hebben is liefde, wijsheid en gerechtigheid voor hen die hebben geleden.’
Ook hier is weer een parallel te trekken met de Amerikaanse politiek. Want dit zijn woorden die ik letter voor letter herken uit een toespraak die Robert Kennedy, -ja, het broertje van- hield na de moord op Martin Luther King. Hij zei toen: ‘What we need in the United States is not division; what we need in the United States is not hatred; what we need in the United States is not violence and lawlessness, but is love and wisdom, and compassion toward one another, and a feeling of justice toward those who still suffer within our country, whether they be white or whether they be black.’ Exact dezelfde tekst als in deze bewerking van Sophocles’ beroemde tragedie! Ik geloof dat Sophocles het 2500 jaar geleden niet precies in die woorden opschreef, maar dat degene die de tekst voor deze toneelavond heeft opgesteld zich wellicht enigszins heeft laten inspireren door Bobby Kennedy. Maar dat geeft niks. Het punt blijft hetzelfde. En illustreert het belang van retoriek.
Want dat is ook een onderdeel van goed leiderschap, die retoriek. Met een goede woordkeuze en talent voor speechen kun je heel ver komen. Obama is daar ons bekendste voorbeeld van. Had Kreon dan niet gewoon moeten proberen met een goede speech zijn hele besluit over het niet begraven van Polyneikes moeten reframen? En zo ja: hóe had hij dat kunnen doen, zonder als flipflopper, als draaikont over te komen die simpelweg zijn eigen familie wilde beschermen?
Hij had dat wellicht kunnen doen door toe te geven dat hij een fout had gemaakt. Want ook dat is leiderschap.
Machtshebbers zijn daar altijd bang voor, toegeven dat ze een fout hebben gemaakt. Ze kunnen nauwelijks geloven dat mensen heus wel begrijpen dat zelfs hun leiders wel eens dingen verkeerd doen. Aansluitend had hij het onderwerp kunen reframen. Hij had het kunnen doen voorkomen of hij zélfs door van standpunt te veranderen nog steeds duidelijkheid bood. ‘Door Polyneikes te begraven winnen we allemaal. Hij is een zoon van ons land. In dit land begraven wij onze zonen.’ Dat had hij kunnen zeggen. En let wel he: ‘in dit land begraven WIJ onze zonen.’ Alleen al het gebruik van dat woordje roept een gevoel van eenheid op. Het is een truc, maar wel een die tot op de dag van vandaag werkt: ‘Yes we can.’
Dat had Kreon dus kunnen doen. Duidelijkheid bieden, fouten toegeven, zijn verhaal reframen. Dan had hij zich een hele hoop ellende kunnen besparen. Want je familie afvallen… wat houd je dan nog over? Hedy d’Ancona zei het al: het persoonlijke is politiek. Het gaat er uiteindelijk in het leven om hoe je met elkaar om gaat. Daar hebben we wetten en regels voor. Niet alleen in de politiek, van de staat, maar als je gelovig bent bijvoorbeeld ook van de kerk. En we kennen natuurlijk ook gewoon regels in familieverband. ‘Was je handen voordat je aan tafel gaat.’ ‘Netjes je voeten vegen voor je naar binnen komt.’ En natuurlijk de allerbelangrijkste en allervervelendste regel: ‘Nee, je mag geen koekje.’
Overal zijn regels. En zeg nu zelf: je eigen familie zou je willen begraven. Kreon zegt daarover dat ‘dit’ nu eenmaal zijn vak is en dat hij zijn eigen broer dus hetzelfde lot zou hebben toebedeeld. Maar díe feitelijke situatie komt niet voor in het stuk, dus dat blijft makkelijk praten voor hem.
Een laatste vergelijking met Amerika die ik zou willen trekken is met een scene uit de televisieserie The West Wing, die gaat over een fictieve Democratische president, genaamd Jed Bartlet, die een soort mix is tussen Kennedy, Carter en Clinton. Bartlet is iemand die altijd goed wil doen, die zich altijd wil laten leiden door zijn hoofd, door kennis, door verstand van zaken. Maar hij komt ook in een.. -laten we zeggen ‘Kreonaans’ dilemma terecht. De scene waar ik op doel betreft een stuk waarin president Bartlet zijn dochter toespreekt, om haar duidelijk te maken hoe belangrijk het is dat zij secret service om zich duldt om haar te beschermen, iets waar ze juist graag van af wil omdat ze het lastig vindt. Bartlet zegt het volgende:
‘The nightmare scenario sweetheart, is you getting kidnapped. You go out to a bar or a party in some club, and you get up to go to the restroom. Somebody comes up from behind and puts their hand across your mouth, and whisks you out the back door. You’re so petrified, you don’t even notice the bodies of a few secret service agents lieing on the ground with bullet holes in their heads. Then your whisked away in a car.
It’s a big party with lots of noise and lots of people coming and going. And it’s a half hour before someone says: ‘Hey, where’s Zoey?’ Another 15 minutes before the first phone call. It’s another hour and a half before anyone even thinks to shutdown all the airports. And now we’re off to the races. You’re tied to a chair in a cargo shack somewhere in the middle of Uganda.
And I am told; that I have 72 hours, to get Israel to free 460 terrorist prisoners. So i’m on the phone pleading with Ben-ya-bin, and he’s saying: ‘I’m sorry Mr President; but Israel simply does not negotiate with terrorists, period. It’s the only way we can survive. So now we got a new problem: Because this country no longer has a Commander-in-Chief. It has a father who’s out of his mind, because his little girl is in a shack somewhere in Uganda with a gun to her head.’
Net als Kreon probeert Bartlet wanhopig om het persoonlijke en het politieke te scheiden, terwijl hij tegelijkertijd weet dat dat onmogelijk is en dat hij altijd in een situatie kan komen waarin hij een keuze moet maken die ten koste zal gaan van óf het politieke, óf het persoonlijke. Het bizarre in Kreon’s situatie is echter dat hij, zoals ik eerder al constateerde, heus wel een truc uit had kunnen halen waardoor hij zowel zijn persoonlijke situatie had kunnen redden, als zijn politieke positie. Sterker nog, die had hij zelfs kunnen versterken, mits slim aangepakt!
Maar helaas voor hem: hij komt te laat tot het inzicht dat hij een fout heeft gemaakt. Te laat wil hij die fout herstellen. En daarom heet ‘scene 8’ van de screenpay van dit toneelstuk ook: ‘Kreon is alleen over.’
Een góede leider moet aan eindeloos veel eigenschappen voldoen. Een slechte leider denkt alleen om zijn eigen huid. Een slechte leider denkt aan winnen en macht, zoals Antigone opmerkt. Je kunt als leider continue blijven winnen en alle macht van de wereld hebben, maar op één punt toch verliezen: liefde. En dan is al die winst en al die macht helemaal niets meer waard.