De laatste week van mijn lange tocht door Amerika brengt me in steeds armere delen van het land. In Memphis reed ik door achterbuurten om bij mijn host uit te komen, maar die woonde zelf in een iets betere buurt. Mijn auto parkeerde ik gisteren in de binnenstad, waar ik samen met mijn tijdelijke reisgenoot Danny even rond ging lopen, nadat we eerder op de dag bij Elvis’ Graceland en het Lorraine Hotel waren geweest, waar Dr. Martin Luther King in 1968 werd vermoord. Tegenwoordig is dat de locatie van het National Civil Rights Museum. Na enig rondlopen wilde Danny verder de stad in, maar ik wilde naar de bios, dus we spraken af elkaar later weer te treffen.
Voordat ik naar de bios ging liep ik echter eerst even naar de auto terug. Ik had een raar voorgevoel. Maar de auto stond er nog gewoon, niets aan de hand. En dus ging ik naar de film. Direct na afloop twijfelde ik of ik even wat wilde gaan eten, of dat ik naar de auto zou lopen om terug te gaan naar ‘huis’. Ik koos voor het laatste. Toen ik de straat inliep waar mijn auto stond, zag ik -vanaf drie blokken afstand- dat er een auto aan de overkant van de straat geparkeerd stond, waar een donkere jongen tegen geleund stond. Dat was vreemd, want je mocht daar niet parkeren. Een blanke jongen liep net vanaf die auto naar de overkant, richting de mijne. Ik dacht dat hij onderweg was naar de andere kant van de straat, maar tussen mijn auto en de auto erachter verdween hij ineens. Schijnbaar was hij daar blijven staan. Ik begon iets harder te lopen.
Enkele seconden later zag ik hem ineens verschijnen. Hij liep om mijn auto heen en keek vanaf de zij- en voorkant naar binnen. Daarna liep hij terug naar de auto aan de overkant van de straat, zei iets tegen de andere jongen, pakte een ijzeren staaf uit de auto en liep terug naar de mijne. Inmiddels was ik op een half blok afstand. Hij zag me aankomen, moffelde de staaf weg achter zijn rug en leunde met zijn rug tegen mijn auto, denkende dat ik slechts een passant was die de straat door moest. Maar op het moment dat ik bij de auto was, stak ik doodleuk de sleutel in de deur, opende die, startte de motor en reed weg. Dit alles gebeurde binnen amper 5 seconden. En na seconde 8 was de jongen met zijn ijzeren staaf alweer in zijn auto verdwenen, die daarna hard wegscheurde. Gevalletje net-op-tijd dus.
Mijn host had me er al voor gewaarschuwd dat er veel werd ingebroken in Memphis. Er is veel armoede, met name onder de zwarte bevolking. Ik voelde me teleurgesteld, maar weet nog steeds niet precies waarin.
Graceland was overigens een grote commerciele bende. Voor 32 dollar mag je het huis van Elvis zien, inclusief enkele musea met zijn awards, pakken, auto’s en twee vliegtuigen. Rijen mensen wachten geduldig tot ze naar binnen mogen. Mijn host had me al gewaarschuwd dat het niet de moeite waard was, maar ja… je bent in Memphis en dan is Graceland toch wel dusdanig gemarket dat je er wel heen moet als het ware. Mijn nieuwsgierigheid was te groot. Maar mijn host had gelijk, het is niks. En Elvis is ook weinig eigenlijk. Ik heb gisteren geleerd dat hij welgeteld nul liedjes zelf heeft geschreven. Hij zong alleen maar. Alles werd a la Idols voor hem voorgebakken. Maar vooral moest ik ‘lachen’ toen er een interview met hem werd vertoond waarin hem wordt gevraagd of hij nog tips heeft voor Amerikaanse jongeren die het leger in moeten (Elvis diende zelf 1,5 jaar, niet omdat hij wilde, maar omdat hij moest). Hij antwoordde dat je je vooral niet als individu moest opstellen, want dan zou je het alleen maar lastig voor jezelf moeten. ‘Just do as you’re told and your life will be easy’. Tot zover Elvis, de rock ‘n roll rebel.