In de tweede klas zag ik Ning Kai Lang zitten, de enige jongen van wie ik de naam weet omdat hij altijd komt tafeltennissen in het klooster. Ik had zijn lesboek nog, die hij vorige week aan mij had gegeven. Hij had toen in feilloos Engels een stukje voorgelezen, maar toen ik hem nu vroeg dat te herhalen, durfde hij niet. Waardoor ik me meteen nog meer opgelaten voelde, want hij werd natuurlijk meteen uitgelachen door zijn klasgenootjes. Dat was niet de bedoeling.